9.2.13

Esnesnon 7-2-13

Zo, dit duurde even! De stilte breek je het best met veel kabaal.

Alright. *kraakt de nek en de vingers*

Ik zat vandaag na te denken over goed en kwaad. Mogelijk met hoofdletters, maar voor mijn gevoel voegt bovenkast niet bijster veel toe. Misschien omdat ik niet Brits, Duits, of middeleeuws ben. De volgende trein der gedachten over menselijke moraal verliet het station nadat ik een uurtje of twee geleden met een psychologe over mezelf aan het praten was. Psychologen doen dat nou eenmaal, gesprekken met anderen aangaan over de ander. Vervolgens moet je zelf ook dat gesprek gaande houden. Ik weet niet hoe dat met andere mensen gaat, maar als ik eenmaal in een gesprek zit blijven de ideeën komen, sneller dan dat ik ze uit kan spreken, en dit gaat ook verder nadat de spreektijd erop zit. Op de wandeling naar huis bleven bepaalde gedachten spoken, en het leek me wel een aardig idee om het een en het ander daarover op te schrijven. Natuurlijk komt hier ook allerlei rommel bij, zoals de helft van deze inleiding, wat me altijd overkomt als ik niet van tevoren keurig vaststel wat ik ga schrijven. Dit zou echter niet Esnesnon zijn als ik de draad niet zo nu en dan kwijt zou raken. Gelieve mij te excuseren voor alle onnodige excursies, ik zal proberen bij het onderwerp te blijven.

Goed en kwaad! Er was iets met een appel en een man in een toga en een kerel in een rolstoel achter een sluier en gepoederde pruiken en een rood monster met hoorns. Ik ga het over geen van die dingen hebben, want ik wil niet iets zeggen over de invulling van de scheiding goed en kwaad, maar over de niveaus waarop goed en kwaad zich manifesteert. Ha! Lijkt dat even diep! Is het niet. Ik ben niet van plan al te concreet te worden en ik zal vooral in abstracte termen blijven babbelen, maar ik wil ook weer geen metafysische bespiegeling doen. Het gaat me om drie niveaus, of wat objectiever over drie verschillende types moraal, drie types moraliteit. De kwestie waar deze 'moraliteiten' over gaan is de vraag 'waarom doe ik goed,' in plaats van 'wat is goed.' De tweede vraag wordt al uitvoerig behandeld door allerlei ethische systemen, maar is eigenlijk zinloos zonder een goede grip op de eerste. Ik probeer in het volgende aan te geven dat de verschillende moraliteiten een aantal antwoorden leveren op de waarom-vraag. Het antwoord op de wat-vraag ondervindt ook invloed van de verschillende types moraliteit, maar daar probeer ik me niet teveel over uit te laten.

Waar begin ik? Ik begon met denken bij een uitspraak van mezelf dat ik een sterke persoonlijke moraal heb. Ik vind dat ik duidelijke eigen ideeën heb over wat juist en onjuist is. Wat ik precies bedoel met 'eigen' ideeën is het volgende. Op de grote vraag 'Waarom zou ik me (ethisch) goed gedragen?' zijn meerdere antwoorden mogelijk. Een mogelijk antwoord is 'We moeten ons aan de wet houden.' Dit is oppervlakkig en als je het mij vraagt tamelijk dwaas om te zeggen. De Nederlandse wet zegt namelijk helemaal niet dat je bepaalde dingen niet mag doen, er staat alleen maar vast dat iemand bij overtreding van een wet een bepaalde bestraffing hoort te krijgen van de gerechtigde instanties. Het eerste antwoord is dus eigenlijk 'Omdat ik niet bestraft wil worden door de overheid wegens het overtreden van de wet.' Dit antwoord is volkomen legitiem, en hier zijn we beland bij de eerste 'moraliteit,' die ik verder zal aanduiden als Wet. De hoofdletter onderscheidt het abstracte begrip van het concrete. Het is een hele makkelijke vorm van goed gedrag om je aan de wet te houden omdat de regels duidelijk zijn, voor iedereen te verkrijgen, en je hoeft niet zelf  te oordelen omdat je daar instanties voor hebt.

Ik hoop niet dat ik uit hoef te leggen dat Wet ook een erg beperkte moraliteit is. Er zijn immers geen formele wetten voor beleefdheid of voor goede daden. Wet kan eigenlijk alleen maar verbieden, en ik vind iemand die geen overtredingen begaat niet een goed mens. Wet ziet een mens die niet in overtreding is als een goed mens. Daar komt nog bij dat volgens het wetboek iemand niet schuldig is aan een misdaad als diegene niet betrapt wordt. De wet dient om mensen te beschermen tegen medemensen die de andere typen moraliteit negeren. Het is een codificeerde vorm van een gebied van de Moraal. De Moraal, grosso modo, levert als antwoord op de waarom-vraag 'Ik handel goed omdat dit het juiste is.' Ik weet niet wat u daarvan vindt, maar ik vind dat een heel moeilijk antwoord om te slikken en dit is normaal het moment waarop ik ogenblikkelijk protest aanteken. Het is voor mij onvoldoende om te zeggen dat iets juist is en vervolgens de zin met een punt te eindigen. Ik zou iedereen wantrouwen die een dergelijke zin tegen mij zou uitspreken. "Zoals de waard is vertrouwt hij zijn gasten" en ik zal proberen dit antwoord te ontleden. Ik laat hierbij 'Ik handel goed' onaangeraakt omdat dit een ander onderdeel van de praktische rede is.

'Omdat dit het juiste is' dus. De eerste uitleg van deze zin is de sociale. Onze maatschappij heeft bepaalde opvattingen over goed en kwaad, die het eeuwen overleefd hebben. Ze staan bloot aan kritiek en overleg, en er zijn ook ontwikkelingen in aan te duiden. We hebben bijvoorbeeld de afschaffing van slavernij gezien, omdat dit onethisch werd. Discriminatie op basis van ras, geloof, geslacht en seksuele geaardheid is aan het teruglopen, omdat we dit meer en meer als moreel onacceptabel beschouwen. In de tussentijd hebben 'Gij zult niet stelen' en 'Gij zult geen moord begaan' en bovenal 'behandel uw naaste als uzelf' een hoop taalkundige veranderingen gezien maar ze zijn behouden als grondslagen van moreel gedrag. Dit is niet omdat ze in de Bijbel stonden, gezien het feit dat de regels in de Tien Geboden in teksten duizenden jaren ouder dan de Schrift geattesteerd zijn. Ook zijn er genoeg regels in de Bijbel die, ook door fanatieke gelovigen, genegeerd worden omdat ze de test des tijds niet doorstaan hebben. De verklaring is dus dat we ons er gezamenlijk redelijk in kunnen vinden. Er is altijd ruimte voor discussie en overtreding (gelukkig hebben we Wet nog voor noodgevallen) maar je mag stellen dat de sociale moraal geldig is omdat deze regels praktische kwaliteit hebben voor een samenleving.

Zijn we nu klaar? Nee. Ik zei dat er drie moraliteiten waren. Ik ben nog niet klaar met ontleden van de Moraal. Waarom gehoorzamen mensen namelijk deze regel? Ik ben niet tevreden met het idee dat men zich voor ethische beslissingen laat leiden door het argument van kwaliteit. De constatering dat een regel goed is voor de samenleving leidt er niet automatisch toe dat dezelfde regel ook goed is voor het individu, en nu belanden we bij het Prisoner's Dilemma, dat u in alle rust nog een keer na kan lezen elders. Er is dus nog een reden dat mensen moreel gedrag kiezen boven potentiële individuele winst. Eenvoudig geformuleerd is dit: 'Ik vind het onaangenaam om tegen de moraal in te handelen.' Dit is voor de meerderheid van de mensen de reden om geen kwaad te doen. Het omgekeerde, goed gevoel door goed gedrag, werkt hier in tegenstelling tot bij Wet, waar er geen ruimte is voor bijzonder 'wettelijk' gedrag. Ook nu zijn we nog niet ten einde, want er zijn mijns inziens twee duidelijk verschillende verklaringen voor deze emotionele band met moreel gedrag. We komen nu bij de laatste dichotomie: de moraliteiten Schaamte en Wroeging. (Sociaal-antropologen hebben het over cultures of Shame en Guilt.)

Ik ga proberen nu iets korter van stof te zijn, anders kom ik nooit meer bij het einde. De moraal van schaamte is tamelijk normaal. We willen niet dat mensen denken (of weten, knipoogje) dat we slechte mensen zijn. We willen niet dat de publieke opinie dit denkt, we willen niet dat onze vrienden en geliefden dit denken, dat onze idolen dat denken. We hebben een 'erecode,' en het overtreden daarvan levert schaamte op. Dit werkt in dit geval, in tegenstelling tot bij Wet ook de positieve kant op, waar goed handelen met trots of eer beloond wordt. Niemand spreekt meer van eer, niet echt. We doen wel eens alsof de Arabische culturen eer-culturen zijn waar wij Westerlingen van verschillen, maar dat maak je mij niet wijs. Het idee is dat de westerse cultuur een gewetens-cultuur is. Dit is alleen waar in zoverre dat de moraliteit van geweten, of eigenlijk Wroeging, in de westerse cultuur opgekomen is. Wroeging is een belachelijk archaïsch woord, en ik laat me verleiden om te denken dat het verouderen van het woord gepaard is gegaan met het uit de mode zijn van het concept. Er is een verschil tussen wroeging en schaamte, een verschil van nuance. Het gevoel lijkt op elkaar omdat het in beide gevallen een negatieve beoordeling van handelingen betreft waar mensen zich slecht over voelen. Ze zouden willen dat ze datgene niet gedaan hadden. Schaamte is echter het gevoel van negatief oordeel van anderen, wroeging is een prive-aangelegenheid.

Wroeging, de derde moraliteit, is het verborgen goede. Het moment dat je communiceert over je eigen goede daden, in de wetenschap of overtuiging dat je het goede hebt gedaan schurk je op zijn minst tegen het terrein van Schaamte aan. Ik bevind mezelf in een vreemde positie omdat ik vind dat ik wel wat met de Wroeging-moraliteit heb maar als ik dit zou zeggen zou het Schaamte-moraliteit zijn. Fijnzinnigheden zijn ook mijn ding. Je doet goed, binnen Wroeging, ter voorkomen van een bezwaard geweten en om jezelf in een eigen hoger moreel aanzien te plaatsen. De exacte invulling van dat geweten is een kwestie van wat-vragen, en deze neigen weer wortels te hebben in het sociale. Publiek en privaat zijn nooit zo goed van elkaar gescheiden als sommige filosofen zouden willen. Eenmaal in werking is Wroeging iets tussen een mens en zijn geweten. Ik heb een geweten. Dat geweten is belangrijker voor mij dan het oordeel van welk ander wezen dan ook, omdat het altijd bij me zal zijn en omdat ik me niet kan verbergen voor mijn geweten. Schaamte kun je voorkomen door je handelingen in het verborgene te plegen - op dezelfde manier dat je ook voor Wet verborgen kunt zijn. Voor beide vormen van veinzen zijn genoeg voorbeelden te geven en te verzinnen, en mocht u niet overtuigd zijn dan zou ik daar graag een keer op ingaan. Ik ga er even vanuit dat het niet nodig is, dus ga ik door naar het volgende.

Excursie naar onzeker terrein - voor mij althans. Er zijn mensen die voor de laatste moraliteit een andere terminologie hanteren. Ik heb het over het geloof in een ethisch bovenmenselijke. God kan dienen als geweten, als oordelend vermogen buiten de mensen om ons heen. Een aantal geloven gaat uit van een persoonlijke relatie tussen mens en God waarbij God dient als geweten. Hij is even (of eigenlijk nog meer) bewust van onze handelingen dan het geweten, waardoor de mens zich voor Hem evenmin kan verbergen. Deze mensen hanteren in dit geval een vorm van Wroegingsmentaliteit. Ik heb het gevoel dat sommige gelovigen meer neigen naar een Schaamte voor God; een minder persoonlijke band, waar bepaalde eschatologische opvattingen bij horen, zoals een vrees of hoop voor het oordeel. In het christendom is er naar ik weet geen onderscheid tussen de morele opvattingen van het geweten en die van God. Geweten is ook inwisselbaar of deel van de menselijke ziel.

Voor alle duidelijkheid is dit mij vreemd. Ik voel de aandrang om te zeggen dat 'ik geen behoefte heb aan God,' maar dit is een oppervlakkige en malle uitspraak. Geloof in God is geen kwestie van pragmatiek. Iemand wordt geen gelovige omdat hij dit nuttig vindt. Iemand kan zich wel bekeren omdat dit nuttig is, maar dat is niet hetzelfde omdat dit ook onoprecht gedaan kan worden. Geloof is geen keuze. We kiezen onze opvattingen niet, we ontvangen ze als deel van onszelf. Ik kan er niet voor kiezen om mijn moraliteit te wijzigen om het goddelijke te incorporeren. We kunnen overtuigd worden, dat is waar, maar we kunnen hier zelf niet meer aan doen dan het hebben van een open blik. De kwestie in hoeverre we ooit iets echt zelf kiezen is onzeker, maar dit is een pot wormen. In termen van verantwoordelijkheid, specifiek de vraag in hoeverre iemand ergens voor verantwoordelijk te houden is, kunnen we geen verantwoording afleggen voor onze overtuigingen. Op zijn best kunnen we een verklaring leveren. Ik ben een voorstander van gegronde overtuigingen en hoewel ik niet iedere overtuiging even goed vind (de overtuiging dat God of een ideologie mensen het recht geeft anderen te doden vind ik bijvoorbeeld verwerpelijk) zijn overtuigingen geen zaak van keuze en dus automatisch ook niet van verantwoordelijkheid. Ik vind het bovenstaande niets nieuws, maar wil het toch even vermelden. Om terug te komen en af te ronden: ik praat over de moraliteiten vanuit mijn goddeloze ethiek maar dat wil niet zeggen dat de religieuze ethiek niet volgens dezelfde patronen functioneert.

Ik beschouw Wroeging als moraliteit superieur aan Schaamte en Schaamte op zijn beurt superieur aan Wet. Schaamte en Wet kunnen omzeild worden, Wet heeft alleen verboden zonder geboden. Volgens alle moraliteiten kunnen mensen ethisch goed zijn, en iemand die zijn geweten boven sociale moraal plaatst is niet automatisch beter. Voor de duidelijkheid, deze moraliteiten gedragen zich afzonderlijk. Ze kunnen overeenstemmen en verschillen, en de invulling kan van plaats, tijd en persoon anders zijn. Iemand die Schaamte boven Wet kiest in een dilemma kan een goed mens volgens de ene en een crimineel, slecht mens dus, volgens de ander zijn. De moraliteiten leveren een extra dimensie in de ethiek die de zaak weliswaar gecompliceerder maar volgens mij ook zinniger maken. Als het op filosofie aankomt ben ik een voorstander van modaliteit.

Laatste opmerkingen: tegen Wet handelen is nooit een veilig idee. Gelukkig leef ik in een land waar de wet potentieel veel strenger had kunnen zijn en deze ook door democratische besluiten aangepast kan worden in het geval dat de moraal verschuift. Wroeging oftewel geweten verkies ik boven Schaamte oftewel eer, maar mocht u ooit een situatie tegenkomen waarbij de meerderheid het met uw ethische keuzes oneens is, probeer dan de bescheidenheid te vinden om de moraliteiten tegen elkaar af te wegen. Ik verdedig tot het bittere eind het recht van mensen om zich te vergissen. 

Hugo Maat

Ps: Een arts of een piloot of een politicus die zich 'vergist' is niet hetzelfde. Opvattingen en handelingen zijn niet dezelfde dingen.

20.1.13

Esnesnon 20-1-13

Hallo.

Ik wil even kort iets zeggen over emancipatie. Veel zin in een introductie heb ik toch niet, dus ik begin gewoon maar bij waar het op staat. Ik ben een tamelijk bevoorrecht mens, als blanke man, vrijgesteld van alle bekende vormen van discriminatie hier in het Westen. Het is dwaas om te beweren dat ik emancipatie zelf echt nodig heb. Mijn 'kant', mijn 'hoek' van de arbitraire scheidslijnen van discriminatie is de veilige kant, die het makkelijkst banen krijgt en de hele geschiedenis lang al aan kop loopt. Op zijn meest wordt de blanke man gediscrimineerd omdat hij volgens sommigen indirect schuldig is aan de discriminatie door de bevoorrechten. Blanke mannen vaarden er wel bij terwijl mensen met een andere huidskleur of geslacht het onderspit dolven. Ik meen dat ik daar een soort van schuldgevoel voor moet meedragen, maar vooral niet teveel omdat positieve discriminatie weer betuttelend is. Het grote onderwerp, op maatschappelijke schaal, vind ik vermoeiend en het zet me teveel aan het denken. Het is frustrerend dat ik me verantwoordelijk gehouden voel voor een maatschappelijk probleem ongeacht mijn eigen acties of gevoelens, vooral omdat je makkelijk iedereen van allerlei soorten discriminatie kan betichten. Om te voorkomen dat ik teveel klem zit in die doffe ellende wil ik de kwestie kleinschalig bekijken, en bovenal luchtig.

Mijn favoriete cocktail is de aardbeien daiquiri. Het is een soort vrolijk fruitig drankje, denk aan een alcoholische smoothie. Ik hoorde er voor het eerst van in een boek van Neil Gaiman, waar de smaak van aardbeien daiquiri samenvalt met een zoete herinnering aan betere tijden en het wonderlijke gevoel van eerste liefde. Dat moest ik dus een keertje drinken. Ik moet zeggen dat het me verdraaid goed beviel. Het was geen spontane amoureuze symfonie in een glas, laten we wel wezen, maar ik was en ben erover te spreken. Het probleem is dat het een zoete cocktail is, en onvermijdelijk roze. Voor de duidelijkheid: mannen drinken zure of bittere cocktails, vrouwen drinken zoete drankjes. Als het roze is moeten mannen er al helemaal bij uit de buurt blijven, tenzij ze het maken of naar een vrouw toe brengen. De uitzondering, natuurlijk, is voor homoseksuele mannen, die moeten juist roze drankjes hebben met gekrulde rietjes, waar ze af en toe een klein slokje van nemen terwijl ze in het hoge nasale stem lopen te kakelen, uitgebreide gebaren inbegrepen. Diepe zucht. Laat het even duidelijk wezen dat dit slechts een visie is, één die ik niet deel. Mijn subtiele afkeuring krijg ik soms in gesproken conversaties niet overgebracht, dus ik ben wat voorzichtig als ik schrijf.

Ik vind dat deze stereotypering op het gebied van cocktails de wereld uit moet. Het zal wel uit dezelfde tijd stammen als het idee dat filtersigaretten voor vrouwen waren omdat ze niet tegen de echte smaak van tabak konden, zoals de altijd stoere mannen. Daar zijn we ook mee klaar, dus waarom niet de culturele grenzen van de cocktails wegdoen? In de eenentwintigste eeuw kunnen mannen zich rustig wat 'vrouwelijke' stijlkenmerken aanmeten zonder daarmee hun mannelijkheid te verliezen. Er is voor zover ik weet geen biologische basis om de dranken op te delen in het gebied voor jongetjes en voor meisjes, en biologisch verschil hoort de enige aanleiding tot onderscheid te zijn tussen de geslachten. Ik heb er geen bezwaar tegen als vrouwen bier, whisky of wodka drinken en ik vind dat mannen gewoon roze fruitige drankjes moeten kunnen bestellen. Het gaat hier niet om recht - mannen en vrouwen hebben wettelijk gezien alle vrijheid om welk drankje op de kaart dan ook te bestellen en ik kan me niet voorstellen dat een ober dit iemand zou weigeren. Het gaat me om het sociale stigma en de onmiddellijke classificatie van drank en drinker. Ik wil niet alleen mijn daiquiri kunnen drinken: ik wil het doen zonder erop te worden aangekeken.

Liever maak ik geen statement. Liever zit ik niet met opgeheven hoofd en stralenkrans aan mijn 'wijvendrankje' en ik hoef niet van mensen te horen hoe probleemloos ze het vinden dat ik een roze drankje heb besteld. Dat is allemaal nog discriminatie. Het werkelijk oplossen van het probleem van discriminatie, de werkelijke emancipatie, is de internalisering van de gelijkschakeling. De facto is dat het moment dat we ophouden met zeuren. Ik zie uit naar dat moment. Maar laten we eerlijk zijn, dat laatste is niet iets waar ik voor uit kom, gezien het feit dat ik een blanke man ben en me boetvaardig op moet stellen. Geen ruimte en tijd voor kleinzerig gezeur over details. Ik denk dat ik me herinner waarom ik zolang niets hier geschreven heb.

Hugo Maat

27.9.12

Esnesnon 27-9-12


My memory is misbehaving again. The fact it's four o' clock and I've had half a bottle of Martini and two big glasses of rum is a pretty big factor in all that. The why of all that might lie in the misdirected desire of self-destruction. On the other hand, these moments of delirium are also moments of clarity, in a sense. The memory isn't doing too well, but I'm better off slightly mad than I am fully sane.
There is this song I looked up around half past three yesterday (as in Wednesday) which would feature as my music Monday if I participated in that. I printed it and started practising, because it's beautiful. I could tell you a long story about the why of it being beautiful, but you can also take my word for it. Take your pick. It may just be enough that a madman told you so. As we know, madmen always tell the truth. It's a French poem put to music. The author of the poem is my all time favourite Verlaine, who was a rather depressed, binge-drinking, homosexual, bohemian, run down Parisian vagabond. The composer is the late Romantic Fauré. If you wish to understand the dark attraction I experience in my drive for inexistence, this is a good artistic indicator. Also, I'm just testing my memory. It is something like this.

'Votre âme est un paysage choisi
Que vont charmant masques et bergamasques
Jouant du luth et dansant et quasi
Tristes sous leurs déguisements fantasques.

Tout en chantant, sur le mode mineur
L'amour vainqueur, et la vie opportune
Ils n'ont pas l'air de croire à leur bonheur
Et leurs chansons mêle au clair de lune.

Oh calme clair de lune, triste et beau
Qui fait rêver les oiseaux dans les arbres
Et sangloter d'extase les jets d'eau
Les grands jets d'eau sveltes parmi les marbres.'

Okay, that took me close to ten minutes or longer to dig up from my noggin. Pretty close to the actual material, though close scrutiny will reveal a couple of mistakes. Only came across it this afternoon, after all. Here's an approximation of the meaning (went over it with a dictionary in the subway):

'Thine soul is a painted landscape,
where charming masked figures go
playing the lute and dancing, nearly
sad below their fantastic disguises.

All are singing, in minor key
Of the love that conquers and the opportunity that is life
They don't seem to believe in their happiness
And their songs blend with the moonlight

Oh calm moonlight, sad and beautiful
That makes birds in the trees dream
and the fountains weep in ecstasy
The great, slender fountains amidst the marble.'

I don't understand how people live; how they keep going. I understand there is another thing awaiting them beyond the horizon, at the dawn of a new day, but why find out? I've seen a thousand sunrises and none of them was meaningful.

If anything, when the day comes they commemorate my passing from this world, I wish no one will say 'they don't understand.' Any such a person is to stay away from such a ceremony, no matter who they are. And I suspect there will be such people. They will turn their heads and look surprised when I go. Possibly they will grieve for the potential wasted, as several already do. They will grieve for their own worlds, threatened by the shame of sin and the fear of death which is suddenly so close to their precious lives.

And maybe I should stop smoking. Not because of the damage to my lungs - I could hardly care less - but because it calms my mind and enables me to do the things my animal self - my Steppenwolf - would stop me from doing.

Decided to copy this to my blog. Might as well. Have been neglecting it for some time already.

Karo

20.7.12

Esnesnon 20-7-12

Reisverslag Indonesië, 11 juli-20 juli.

(Dit is, foto's uitgezonderd, een kopie van de verslagen die ik dagelijks op facebook-notes bij heb gehouden.)


Dag 1, 11 juli
Heden zyn wy uit het station van Almere heengegaan, teneinde ons eene plaets in het vliegtuig te verwerven ende hiermede naer Oost Indien af te reizen. Het weer stemt my droef ende de belofte aan troppische warmte ende zonneschyn komt mij zeer aengenaem voor. Reedsch beschouwen myne reisgenooten dit verslagh als eene dwaeze onderneminghe ende bespotten zy myne imitatio van eene XVIe eeuwsche Indiëreiziger.

Welnu. Ik ben belast met de taak om de laptop mee te dragen op deze reis en dat geeft me de gelegenheid om zo nu en dan, wanneer het internet het mij toestaat, iets op te schrijven over de reis en belevenissen. Het is een last om een laptop in de handbagage te hebben, samen met mijn leesstof voor onderweg. Inmiddels hebben we een pakket Indonesische rupees gehaald, een paar miljoen in briefgeld. We wachten op het vliegveld, wat ik een weergaloos saaie bedoening vind. 'Ze werken hier met escargots,' aldus een reisgenote. De douane heeft van die fijne scanmachines in gebruik en de oude dames die ze gebruiken vermaken zich kostelijk met de nieuwe apparatuur. Voor de verandering pakken ze me er niet uit om gefouilleerd of nogmaals gescand te worden en dat is wel een beetje jammer. Ik waardeer die aandacht zo. Natuurlijk ben ik geheel onschuldig op het gebied van internationale smokkel en vliegtuigterrorisme. In tegenstelling tot sommige mensen heb ik geen bezwaar tegen controles op mijn onschuldige persoon, ik vermaak me er wel mee om onschuldig uit de bus te komen.
Verlanglijstje: Javaanse koffie, plaatselijke thee, heel pittig eten. Ik wil even de koloniale waren tot me nemen. Zeker in Lombok, wat enige faam voor het hete eten draagt. Verder geniet ik van het idee van het exotisme van een bezoek aan de voormalige kolonie als Nederlander zijne op een politiek incorrecte wijze. Het idee dat we een lid van de plaatselijke bevolking onze bagage kunnen laten sjouwen is natuurlijk verdorven maar wel plezant. Ik gun me een beetje ellendigs.
Ik heb mijn witte hoed bij me en op. Ik heb geen idee of deze het eind van de maand gaat halen. Het is immers in feite een papieren hoed en ik zal aardig wat tijd in een regenwoud spenderen. In het ergste geval schaf ik ter plaatse een nieuwe aan. In de eerste instantie wilde ik zo'n aziatische puntige rijstplukkershoed, maar iedereen blijft me vertellen dat die dingen vietnamees zijn.

Dubai. Dag 2, 12 juli
We zijn de nacht tegemoet gevlogen en in haar koele omhelzing zijn wij neder gestreken. Volgens de grote Rolex-wandklokken die hier om de haverklap aan de muur hangen is het iets voor half één. Dubai International Airport is gehuld in nacht. Bijna alle stoelen, behalve die onder me en die naast me, zijn bezet door onderuitgezakte reizigers, waarvan het meredeel op dit onzalige uur probeert de slaap te vatten. De rest van het vliegveld is een kosmopolitische draaimolen, voor zover ik het gezien heb, Ik spotte een man gekleed als een woestijnnomade met een modern telefoontje, wat wel vermakelijk was. Het is vanaf dit punt nog drie volle uren tot de volgende vlucht, en ik denk niet dat ik de slaap zal kunnen vatten.
Kans om het over iets te hebben in mijn aantekeningen dus. Ik heb ik de vlucht hierheen de laatste bladzijdes en het nawoord van De zwarte met het witte hart van Arthur Japin gelezen. Het is een belauwerd boek en ik heb er plezier aan gehad. Ik denk dat ik het met een zucht na de laatste zin weggelegd zou hebben met een algemeen positief oordeel, maar toen stuitte ik op het nawoord van de heer Japin. Hier maakte het boek voor mij een ommekeer en mijn waardering werd eveneens geschaad. Ziet u, het schijnt een enorm geweldig en politiek betrokken boek te zijn, of dat maak ik op ui het nawoord. Het heeft internationale verspreiding, aandacht en betekenis gekregen. Ik had heus wel meegekregen dat het boek een aantal boodschappen over discriminatie en de rassenkwestie bevatte, wat wil je ook met zo'n titel, maar wereldschokkend of baanbrekend vond ik het niet.
Misschien ben ik ontzettend blasé of heb ik gewoon geen goede verbinding met wat er zoal speelt. Ik kijk als kind van de moderne tijd niet op van het idee van gelijke behandeling van mensen, verschillend als ze er misschien uit kunnen zien. Ik weet ook heus wel dat die kaarten vroeger anders lagen en dat Nederland een verleden met kolonies en slavenhandel heeft. Ik vind een boek dat deze zaken adresseert en met die ideeën speelt niet echt bijzonder binnen mijn eigen kader van relevantie, zeker niet tot op de hoogte die het nawoord eraan lijkt te geven. 
De hele rassenkwestie terzijde (dit is namelijk waarschijnlijk het product van mijn witgewassen ongevoeligheid voor de ellende van de discriminatie) heeft het boek wat mij betreft twee zwakke punten. Een beetje kritiek vind ik wel leuk zelf. Ten eerste is het aantal dramatis personae mij te klein. Japin laat enkele keren een personage terugkeren in de loop van het boek waarbij het weerzien té toevallig is en mij te georchestreerd voorkomt. De hoofdpersoon komt op drie continenten, maar komt toch steeds weer in de armen van die ene jeugdvriend of de man die hem in eerste instantie uit Afrika haalde. Elke keer dacht ik: kom nu, de wereld is toch wel groter dan dat? De schrijver gelooft, meen ik, iets meer in dramatisch toeval en wil graag die onderlinge verhalen een passend einde geven.
Ten tweede de metaforen. Ik denk dat het hier weer heel erg aan mij ligt, maar ik vond dat voor een zeer belezen en scherpzinnig schrijver als Japin de metaforen in het boek nogal simpel waren en vaak lag het er te dik bovenop. De rode kerststerren temidden van het groene theeveld? Mooi gevonden, maar teveel uitgelegd en onsubtiel. Ik had het leuker gevonden als het slinkser was geweest, als er meer waarde was geweest voor de actieve lezer. Hetzelfde met de twee takken van de kuma-boom, dat verhaal kwam te vaak terug. Een metafoor moet niet te doorschijnend of aanwezig worden, dan verliest ze aan kracht. Ik was wel te spreken over het taalgebruik, de wisselende stijl van het boek zonder dat het verhaal eraan inboette, de veelzijdigheid en de relaties van de personages. Over het algemeen goed.

Ik geef toe dat voor een reisverslag ik wel heel erg de draad kwijtraak. Meer over de reis zodra er eindelijk wat gebeurt, behalve wachten op de volgende vlucht.

Jakarta. Dag 2, 12 juli.

Associatie is iets wonderlijks en vreemds. Bij aankomst deed het klimaat hier me denken aan een tropisch zwembad en de inrichting van het gebouw deed me denken aan een museum voor Aziatische kunst. Ik beleef de wereld dus volkomen omgekeerd. Ik zal mijn best doen deze momenten van vroege acclimatisering in me op te slaan: de onbevangen, open blik op een nieuw land is immers zeldzaam en zou gekoesterd moeten worden.
Het heet hier Soekarno-Hatta International airport. We saan in de rij voor onze visa, voor we mogen wachten op onze bagage. Het afgelopen etmaal is één grote wacht geweest. Ik heb slecht geslapen in de vliegtuigstoelen en zit nu op de grond omdat de rij toch niet vordert. Ik zou willen dat ik het verslag kon doen van de schoonheid van het land en de rijkheid van lokale cultuur, maar ik mag zoals Mozes het land momenteel alleen zien, niet betreden. Althans, voorlopig. Met een kwartiertje verwacht ik het visum te hebben.
Ik heb vanuit het vliegtuig de palmen al gezien, dat is wat. Er zijn ook veel leden van de plaatselijke bevolking te bekijken in de gangen. Werkelijk weinig interessant, behalve dan dat ze allemaal zo klein zijn. Wij toeristen voeren een invasie der enorme mensen uit. Heb ik al opgemerkt dat we een camera zijn verloren? We hebben gelukkig nog meer opnamemateriaal bij ons, dus foto's zullen nog wel volgen. 
"De plaetselyke bevolkinghe beschouwt het als eene noodsaek ons allen door eene traege ende gecompliceerde procedure te voeren. Wellicht is dit ontbreeken van eenighte urgence onderdeel hunner volksaerd. Alle lieden die my tot dusverre ter aengesight gekoomen zyn, kwaemen my voor als uiterst rustig ende kalm. De eilanders hebben zichzelve eene levensstyl aengemeeten welke aensluit by den loomheid van klimaet, hetwelk geen urgentie toestaet."

Ai. Dat laatste had ik absoluut niet moeten schrijven. Het karakter van het Indonesische volk heeft zich gelijk op mij gewroken door een verkeerssituatie van epische proporties op ons los te laten. Niemand schijnt hier aan snel vervoer te doen. Alles staat dicht met auto's, vrachtwagens, bussen en een verrassende hoeveelheid bromfietsen. Soms waren er lange stukken éénrichtingsverkeer waar de route heen en weer slingerde tot ik alle gevoel voor richting kwijt was, zeker omdat het allemaal zo langzaam ging. Horten en stoten, onveilig invoegen tekenen de dagelijkse orde. Tel daarbij op dat het begon te regenen en de nacht hier natuurlijk erg vroeg invalt. De stad is een grote waanzin en het verkeer loopt als stroop: het soort stroop dat toetert en geweldig stinkt. De meeste motorrijders dragen doeken voor het gezicht tegen het stof en de uitlaatgassen. Onze taxichauffeur heeft zich heroïsch geweerd en uitzonderlijk geduld getoond tijdens de rit van twee en een half uur van het vliegtuig naar ons hotel. Hulde daarvoor aan deze verder anonieme, van tevoren betaalde wagenmenner.
Jakarta, bedacht ik mij vanaf mijn zitplaats rechts voorin de linksrijdende auto, heeft behoefte aan een stadplanner. Bij voorkeur een stadplanner met een enorme bulldozer. Wat een vrolijke gedachte.

Later op de avond. Heden aanwezig in 'Take's Mansion', een hotel in het 'hart van Jakarta', een hart dat volgens mij enkele nare kwalen heeft gezien de gebrekkige doorstroming. Het plan is om de reis in luxe te beginnen en dat lijkt me aardig gelukt. De kamer is keurig en vooral rustig en koel. Vooral het zwembad op de zesde verdieping, waar ook onze kamer is, met uizicht over de stad, is alleraardigst. Nu we boven de drukke, stinkende straten staan ziet de stad er veel overzichtelijker uit. Het lijkt ook een stuk minder klein en wat meer een wereldstad. Je moet wel de straat af en het hotel in om dat te zien, dunkt me. Ik zal morgenochtend bij het opkomen van de zon eens vanaf het zwembadterras over de stad uitkijken voor de belevenis. We zijn hier twee nachten.

Voor het eerst hier nasi gegeten. Was redelijk. Goed scherp ook, maar het echte werk komt nog, dat voel ik. Ook al een paar katten gezien op het wandelingetje, maar geen enkele hond. Ik vraag me af waarom niet... misschien heeft het te maken met alle eettentjes aan de straatkant. Nu zal ik het verslag verlaten voor een nachtelijke duik.

Jakarta. Dag 3, 13 juli

Voor het hotel langs loopt een betonnen kanaal. Daarin vloeit een slome stroom aan ondoorzichtige grauw-groene vloeistof met stukjes - was dat modder? was dat plastic? misschien allbei. Hier en daar ligt er afval aan de kant van de weg en het geraas van het verkeer is nog onverminderd, doch een stuk minder chaotisch in voorkomen dan afgelopen nacht. De horizon en de silhouetten van gebouwen in de verte gaan gehuld in een bruine nevel.
Om nou ook weer niet te zeggen dat Jakarta een stinkstad is. Aan de kant van de wegen bloeien evengoed de mooiste tropische bloemen, roze en geel, en de bladeren dwarrelen op straat. Grote groene gevaartes strekken zich uit tot over de straten en meer dan eens moest ik bukken omdat de Indonesiërs bij het snoeien van de laaghangende takken niet op mensen van mijn lengte beducht waren. In de voortuinen van de grote overheidsgebouwen of slinks tussen het beton door groeit allerlei natuur. Vanochtend leidde een uitstapje ons langs het monument voor de Indonesische onafhankelijkheid. In principe was het een betonnen gevaarte (pardon, Italiaans marmer) dat het erg goed deed als plastic souvenirtje bij de straatverkopers, maar het werd omgeven door een flink stuk park waar vrijwel geen auto's werden toegelaten, en dat redelijk midden in de stad. 
"De arremoede zoo die onder den bewooners van Djakarta aengetroffen wordt is schrickbaerent. Reedsch hebben wy lieden ontwaert, hun thuis gevestight hebbende alwaer zy plaets vinden konden. Meerderen sliepen zoo aan de buytenzyde van het hekwerk rondom het monument der Indonesische onafhankelykheid. Anderen hadden evenwel heenkoomen gezoght ende gevondensub arboribus in het parc. Zy slaepen op veldbedden van bordkarton ofwel plastic - welk materiael ooc maer voorhanden schynt te zyn geweest in hunne nood. Doch zyn er, zoo verre wy hebben gezien, daermee niet meer bedelaers op den straeten dan in onze eigen Hoofdstad. Gewoone lieden treft men evenzeer aen de weghen, hurkende ofte zittende met des daghs krant in den handen, op sandaelen ofte barrevoets." 

We bezochten het treinstation om een reis naar Yogyakarta te boeken maar keerden onverrichter zake terug van het loket: het is hoogseizoen voor reizen momenteel wegens een algemene vakantie voor studenten en alle treinen zitten volkomen volgeboekt. In plaats daarvan troffen we een agent voor een taxibedrijf en boekten we een reis per minibusje, die ons in tien uur tijd naar Yogya zal brengen. Hij wilde eerst dat we de prijs voor zeven passagiers zouden betalen, omdat er zoveel mensen in een busje pasten, maar omdat wij maar met vijf mensen zijn was enige onderhandeling op zijn plaats. Uiteindelijk kwamen we uit op een prijs die iets lager was dan vervoer voor zes. We worden echter wel opgehaald bij het hotel, dat is een luxe die de trein ons niet zou leveren. Een lange autoreis lijkt me niet een al te groot probleem, zolang ik kan schrijven, uit het raam kan staren, kan lezen en het busje wellicht een goede airco heeft.
Ik schrijf dit deels omdat ik mijn geheugen niet geheel vertrouw. Het gaat me dan niet alleen om wat ik gezien heb, want dat blijft me vaak wel goed bij. Ik weet alleen zeker dat ik de drukkende hitte en vooral de vele geuren snel zal vergeten zodra ik bij ze weg ben. Het is op dit gebied zo erg met mijn geheugen gesteld dat ik de greep op het idee al begin te verliezen nu ik een half uurtje in een kamer met airconditioning zit, waar het koel is en neutraal ruikt. Jakarta is een stad van geur en het is goed dat de sambal die ik over de plakkerige nasi van vanochtend gooide mijn neus geopend heeft. Er is niet alleen vuilnis, dat valt in het geurenpalet zelfs erg mee. De stad ruikt ook tropisch, zeker in de avond, een weeïge geur die ik niet kan duiden, behalve dan dat Costa Rica ook zo rook (maar dan met veel meer koffie in de lucht). 

Iets genuanceerder dan gisteren: deze stad heeft behoefte aan een metrolijn (hoewel een stadsplanner met een enorme bulldozer nog steeds een leuk beeld is). Te voet is Jakarta volkomen onbegaanbaar. Ik heb heus wel een paar grote steden gezien en bewandeld onderhand, maar deze stad slaat alles. De verkeersstroom, zeker richting de spitsuren, is ononderbroken. Waar er twee banen aangegeven zijn rijden de auto's alsof het er minstens drie zijn, om nog maar te zwijgen over de weinige zebrapaden of over de ontzettende hoeveelheden brommers die als los zand door de verkeersaders vloeien. Soms, maar dat is een zeldzaamheid, is er een stoplicht. In de meeste gevallen was het de keuze om en ongeluk te riskeren of gewoon de oversteek te negeren. Er waren wel een paar plaatselijke bewoners die het erop waagden, maar veel waren het er niet en zij leken al even erg hun leven op het spel te zetten. Het is absurd. Zonder gemotoriseerd vervoer kom je hier eigenlijk nergens. De smog die een nevel over de stad werpt is niet moeilijk te verklaren.
Op één van de uitstapjes (het kostte moeite om me bij het zwembad weg te krijgen of me uit mijn siësta te wekken) kwamen we in een negentiende-eeuwse kathedraal midden in de stad. Het is een schriel dingetje vergeleken met de enorme Mashid Istiqlal, een gebouw waar 200.000 man in past, maar het was leuk om even te zien. Een ratjetoe aan stijlen en erg slecht geventileerd, dat mag wel gezegd worden. Heel ver kwamen we niet op dat uitstapje wegens de unieke verkeerstoestand en ons onverzettelijk gebruik van de benenwagen.
's Avonds zijn we in de stad wezen eten, waar plenty gelegenheid toe is. Het stikt van de kleine eettentjes aan de kant van de weg waar eindeloze hoeveelheden instantvoer wordt gegenereerd maar er zijn ook wat meer classy tentjes. We zijn naar geen van beiden gegaan, uiteindelijk neerzetelend in een gezellig etablissement met een golfplaten dak. Eten is goedkoop, maar de porties zijn klein. Alles dubbel bestellen in mijn geval, dus. Er is voortdurend live vermaak van zingende gitaristen die pas weggaan als je ze betaalt (belachelijk, vond een reisgenoot die vond dat men zou moeten betalen voor de muziek en dat ook deed) en drie verschillende straathandelaren probeerden ons dezelfde originele Javaanse blaaspijp aan te smeren. We vertelden de beste mensen dat we nog in een vliegtuig terug moesten en dat de douane ons nooit door zou laten. Of dat waar was of niet, ze lieten ons met rust.

Morgen zijn we een dag lang op reis naar Yogya, het culturele hart van Java. Ik weet niet of we weer een hotel met zodanig genereus veel wi-fi aan zullen treffen, dus ik heb deze eerste drie dagen maar uitvoerig geschreven. Wegens het vroege tijdstip van vertrek en mijn nog onopgeloste gevoel van jetlag zal ik nu maar eens gaan slapen. Salamat malum (geloof ik, mijn bahasa Indonesia is vooralsnog belabberd).

Banjar. Dag 4, 14 juli. 'Hari sabtu.'

Asjemenou. Toen we gisteren te horen kregen dat we geen treinreis naar Yogyakarta konden krijgen was dat nog geen aanleiding tot onrust. We wisten een 'hawker' te vinden, of omgekeerd, die ons per auto een route naar Yogya aanbood, voor een haalbare prijs. Het zou ongeveer tien uur duren, een fikse autorit natuurlijk, maar goed, Java is een verdraaid groot eiland. Het zou al met al niet zoveel verschillen van een treinreis qua kosten en tijd, zo werd ons verteld. Daarbij kwam nog het voordeel dat we zouden worden opgehaald bij het hotel met bagage, iets wat een trein nooit voor ons zou doen. Prima, dachten we. 
Korte verslaggeving van het verloop van de dag: We stonden eerst tweeëneenhalf uur in de file in en nabij Jakarta en spendeerden vervolgens vele uren in kronkelige bergweggetjes om het zware verkeer te vermijden. Het is namelijk hoogseizoen voor de inlanders. Onze chauffeur had een ijzingwekkende rijstijl en onvoorstelbare durf, inhalend op de meest onmogelijke momenten, duidelijk een ervaren automobilist met stalen zenuwen. Ondanks dat merkten we toch enkele problemen met de man. Hij begon goed en in een uitstekend humeur, maar naarmate de tocht vorderde begon hij wat in te kakken. Let wel, de man was om een uur of zes uit Bandung vertrokken om ons tegen achten mee te nemen uit het hotel na al een paar dagen hard te hebben gewerkt. We merkten al snel dat er momenten waren waarop hij zonder redenen begon te remmen, moeite had met goed schakelen of überhaupt de versnellingspook vinden, zeer onbeholpen rijgedrag. Hij sloot dan zijn ogen, gaf geen antwoorden op vragen en wanneer we informeerden of alles wel goed ging met de man kregen we ook weinig reactie. We vroegen of hij even wilde stoppen of iets dergelijks, maar hij bleef rijden. Ook mag inmiddels vermeld worden dat we totaal niet opschoten: ten tijde van schrijven zijn we na bijna tien uur ongeveer halverwege de totale afstand.
De beslissint kwam uiteindelijk om regelmatig pauzes in te lassen wanneer het erop leek dat onze waaghalzerige chauffeur een gevaar begon te worden onder het voorwendsel dat we vaak naar de wc moesten. We hielden hem zo veel mogelijk aan de praat en tenslotte planden we een tussentijdse stop hier in Banjar, waar we een goedkoop heenkomen vonden. We wilden het liefst de automobilist een nacht slaap gunnen voor we hem weer achter het stuur lieten kruipen en de levens van ons vijven in zijn handen plaatsten. Het is daarom een weinig troostend idee dat hij niet wil betalen voor een slaapplaats en in zijn Toyota de nacht doorbrengt. De man is overduidelijk volkomen op. 'Een avontuur', zeggen mijn metgezellen troostend tegen elkaar en zichzelf.
Het "hotel" waar we verblijven is een hele bijzondere ervaring. Het heet Mustika Sari (Muskita Sari?), is spotgoedkoop en enorm slecht. De bedden zijn hard en we hebben geen lakens gekregen. De ramen kunnen niet helemaal dicht - en dat in een land met dengé-muggen. De wc (in bahasa Indonesia 'wc') is naar Frans model, if you know what I mean, en er staat een bak met water met een schepje naast voor het doorspoelen. Het ligt aan een lawaaiige straat waar straatmuzikanten en rmotorfietsen met sportuitlaten elkaar afwisselen. De veranda wordt bevolkt door mussen, muggen en salamanders, hoewel ik dat deel nog wel aardig vind, vooral als de salamanders de muggen opeten. Zolang ze de slecht geïsoleerde kamer maar niet binnen komen, hm? Alles wat stuk kan is beschadigd. Er is geen ontbijt inbegrepen, maar eigenlijk is dat wel goed zo, ik kan me niet voorstellen hoe lachwekkend de nasi hier moet zijn.
We zijn uit eten geweest in Banjar-centrum, op aanwijzing van een bewoner. In het restaurant schoot ons Indonesisch en hun Engels dermate tekort dat ze ons gewoon alles op de kaart gegeven hebben zodat we behoorlijk vorstelijk getafeld hebben, tenminste naar lokale begrippen en voor zover dat gaat in een goedkoop tentje. Ze keken ons behoorlijk aan. We gingen gescheiden in etappes eten zodat telkens mensen op de bagage zouden letten. We vertrouwden het "hotel" ook al niet met enige beveiliging. We blijven hier natuurlijk zo kort mogelijk. We willen het plan vervolgen en door naar Yogya. Deze plek is één grote deceptie. One big deception.

Maar, maar, ik heb ze wel gezien, vanuit de angstaanjagende auto! De sawa's, de dessa's, de palmen en de 'conische hoofddeksels' oftewel de puntige rijstplukkershoedjes, die ze ook nog eens in allerlei kleuren schilderen. Het hele platteland voor zover we konden zien was ingenieuze terrasbouw met irrigatiestelsels, met noeste arbeiders in de modderige velden, idyllisch aan het werk met ouderwetse gereedschappen. Ook waren er theevelden, waar ploegen gehoofddoekte vrouwen knielend of gehurkt doorheen gingen, hun brede manden vullend met blaadjes. Ananas en banaan (nanas en pisang) werden langs de weg verkocht. In de berm lagen canvas doeken uitgespreid waar de bewonders een soort korrels lieten drogen in de zon, misschien peper. Het land is zo groot en er is zoveel leven. Langs de weg waren soms kilometers onafgebroken huizenrijen, die één langgerekte kampong vormden. En overal, op de hellingen en in de bochten, in bussen, vrachtwagens of op motoren, rijden ze als bezetenen. Niet zozeer snel als wel scherp, riskant en gretig. Oh wat is Nederland eigenlijk vlak en kalm, als een spiegelend vijvertje.
Ik heb inmiddels Javaanse thee en koffie gedronken. De thee, op zich niet zo bijzonder, wordt geschonken in grote glazen pullen die in Europa uitsluitend voor bier zouden worden gebruikt. Wanneer ik warme thee uit zo'n glas met handvat drink met grote slokken voel ik me daarom een hele stoere en uiterst mannelijke theedrinker. Mijn Europese voorouders met lange ruige baarden (waar het bier uit druipt) komen dan bovenborrelen. De neiging om er één stuk te slaan en "This drink, I like it! Another!" te roepen is aanwezig. Nee, dan de koffie. Uitmuntend, voor zover ik het gedronken heb in de afgelopen dagen. Met uitzondering van de sterke, bittere motivatiekoffie die een mens soms nodig heeft, denk ik dat ik voortaan mijn koffie zo vriendelijk, natuurlijk en zoet wil als die Javaanse die ik hier gedronken heb.
Geen wi-fi hier (er is eerlijk gezegd helemaal niets hier) dus dit verslag gaat mee met de volgende update.

Yogyakarta. Dag 5, 15 juli. 'Hari mingu.'

Het was een beproeving. We zijn enkele aanslagen op ons geduld en comfort verder, maar nu, vroeg op de bewolkte doch warme middag, kan ik eindelijk gaan zitten en de pen ter hand nemen. Het is net als gisteren analoof werk omdat ik geen hapklaar internet heb kunnen vinden en dus mijn laptop maar in de tas gelaten heb. Aan de kant van het zwembad op de binnenplaats werken is echter lang zo slecht nog niet. 
Vanaf het begin: het verblijf in Banjar was ongeveer zo slecht als we ons voorgesteld hadden. De treinen raasden op korte afstand langs, met omroep vanaf het station om de zoveel tijd. Overigens gebruikt men hier steevast als informatie-deuntje de melodie van de klokken van Big Ben. Het wordt behoorlijk irritant na een tijdje. Daarbij waren de bedden oncomfortabel, sliepen we in angst voor een muggeninvasie ondanks de royale verstrekking van Deet en andere rommel en begon tot overmaat van ramp om vier uur 's ochtends de muezzin te blèren - excuus, de gelovigen op te roepen voor het ochtendgebed. Ondanks het adagium 'gebed is beter dan slaap' kon ik dit niet op prijs stellen, zeker niet toen ik niet in staat bleek de slaap weder te vatten. Om zes uur klommen we bepakt en bezakt, zonder ontbijt, in de auto van onze dappere chauffeur in wiens geestelijke gezondheid wa na een nachtje rust iets meer vertrouwen hadden. Deze vervolgde zijn weg met hernieuwde 'gehaaidheid'. Hij moest hierbij het asfalt delen met killerbussen, slome kolossen en kamikaze-brommers, maar toonde zich steeds weer de top van de inhaalketen. Het lijkt erop dat hij de snelste op de weg was. Dat hij er dan toch zo ontzettend lang over deed geeft me weinig moed over andere vormen van transport, zoals de bussen die we geregeld inhaalden.
"Ic zal soo het U welghevallig is, en U moet my aldus vergheven, berichten over eene opmerckelyke questie, welke wy alvoorens ons vertrek uit Banjar meemaeckten. In den kaemer naest degheene, in welke ic my ten ruste needer had geleghd, was soo gheduerend den nachte eene zeer kwaelyke lucht ontstaen, waerdoor deeze kaemer tot nae het krieken des ochtends eene vreeselyke walm voortbraght. Deeze odeur riekte ons allen als ware het eene teeken van verrotting ende sterfte. Het was ende is onduidelyk vanwaer dit soo ghekoomen waert, maer ic acht het hooghelyk suspect ende vreesde dat alsoo met deeze kwaede dampen den mal aria verspreid mochte zijn geraekt. Den plaetselyke luyden verdaght ic van geene boos opzet, zy waeren immers zoo vriendelijk ende zy bejeeghenden ons als waeren wy den eerste blancken, welke zy sinds de tyd van den Kolonisatie gezien hadden. De verdenkinghe valt aldus op loutermala fortuna. Een onser gezelschap, nae de nacht in onwelriekende geur doorghebraght hebbende, verklaerde dat zy parfum op haere pols aengebraght had ende soo geslaepen had met deezer pols aen haere neus. Verschynselen van ziekte zyn nogh immer niet waarghenomen onder het gheselschap. Desalniettemin hebben wy naeghelaeten de airconditioning te deactiveeren by verlaeten van de kamers."

Anderhalve dag onderweg in een auto heeft het gezelschap wel te denken gegeven over het vervolg van de reis. Ons verblijf op het eiland Java zal niet langer dan een week duren en stemmen gaan op van reisgenoten die liever de reistijden willen verminderen om meer bezichtigingen uit te kunnen voeren. Het plan voor de dagen op Java is daarmee ter bespreking gesteld. Het is maar de vraag of we uit Yogya nog door naar Bondowoso en oost-Java gaan. Het is bijvoorbeeld goed mogelijk dat de overige etappes niet zo voorspoedig en snel zullen verlopen als gehoopt en gepland, zeker in het licht van de moeite en tijd die de vorige afstand ons kostte. Het lijkt erop dat we langer in Yogya zullen blijven dan eerst het idee. Veel staat er nog niet vast. Ook de activiteiten hier staan nog niet vast. Enkele ideeën zijn: bezoek van een levende vulkaan; bezoek aan een sultansgraf (traditionele Javaanse hofkledij verplicht); een dagreis op en neer naar de Borobudur (de verlaten Javaanse buddhistische supertempel); de tempel van what's-his-name (Pranbanan, blijkt); een dagdeel shoppen in een oude plaatselijke markt; traditioneel Ramayanar-ballet bekijken; of een tripje naar het Kraton (paleis van de sultan).
Over de ontdekkingen tot dusver, zonder actief de toerist uit te hebben gehangen: de rijstoogst in de sawa's is leuk om gezien te hebben, ook vanuit een auto. Als ik de chauffeur, inmiddels na dagen voortdurend gezelschap vertrokken, goed begrepen heb heten de puntige rieten hoedjes 'topi.' De vergezichten met groene landerijen en donkere bergen, stukken jungle en allerlei plantages vormen een serie aan beeldige plaatjes, een ansichtkaart waardig. Yogya, voor zover bezichtigd, is een veel rustiger en schoner stad dan Jakarta, hoewel er veel meer graffiti is. Er zijn geen hoge torenflats, maar ik moet nog de stad als 'hart van de Javaanse cultuur' leren kennen. Misschien naar een poppenkastvoorstelling, dan. Het weer blijft benauwd, droog en warm. Tenslotte merk ik de afgelopen twee dagen dat mijn hoofd er niet helemaal bij is. Mijn gedachten blijven afdwalen - terugdwalen. Misschien is het heimwee, en misschien weet ik gewoon niet te ontsnappen aan mijn mijmeringen van elders. Sporadisch nasi.

Wi-fi gevonden in het hotel.

Yogyakarta. Addendum dag 5, 15 juli.

Meer over Yogya, nu ik even de kans heb gehad om rond te kijken. We dineren ten tijde van schrijven in Hani's, een traditioneel aangekleed restaurantje in de toeristenbuurt. De vroege schemer valt over de stad. Ik heb een groot tall glas meloensap met een klein bakje zoet spul ernaast - ik vermoed honing. Ik heb mensen het al in hun smoothies zien gieten. Als gerecht heb ik een Indiase curry (welkom in de internationale keuken) en ik krijg een stuk pizza van een minder hongerige tafelgenoot. Toe blief ik een kopje Javaanse kopi, waar een donker residu op de bodem achterblijft, zoals het hoort. Terwijl we wachten op ons eten delibereren we over de komende dagen en zet ik mijn plannen in Yogya uiteen. Morgen doen we een dagje in de stad, voor wat lokale cultuur, met een vroege avond. De dinsdag staan we namelijk voor dag en dauw op om de grote Borobudur te bezichtigen, voordat de toeristen het in een chaos veranderen of de zon het in een steenoven verandert. Aansluitend leidt de dauwtrip naar Prambanan, een stel oude hindoetempels. We zijn met de lunch terug. Voor die middag heb ik niets staan, maar die avond zou ik naar een authentieke Javaanse dansvoorstelling willen. Woensdag zou ik misschien de Merapi-vulkaan op willen, maar ik kijk het nog even aan en overleg om te kijken of ik medestanders kan vinden. Die middag vliegen we als alles volgens plan gaat naar Bali.
Och heden, dat is slordig van me, ik zou over de stad vertellen. Welnu, het is een plezierige stad. Waar Jakarta echt een zakencentrum en een drukte van belang was is Yogya ontspannen. Het is een studentenstad, en het glimpsje van de universiteit dat ik heb opgevangen in het voorbijgaan geeft mij het idee dat het geen straf is daar geïmmatriculeerd te zijn. Voor de rest lijkt de stad te leven van toerisme met de vele culturele bezienswaardigheden in en om de stad. De prijzen van de restaurants en het aanbod verraden dat de horeca hier niet op plaatselijke klandizie rekent. Verder, zoals eerder gesteld, is Yogya schoon. Geen smog, geen grote verkeersopstoppingen - je kunt er wandelen. De mensen zijn stuk voor stuk zeer vriendelijk. Goede plek om te zijn.

Yogyakarta. Dag 6, 16 juli. 'Hari senin.'

Dit deel van mijn verslag is geschreven voorin een fietstaxi en het handschrift is verschrikkelijk. Even puzzelen.
Behulpzaam zijn ze zeker! Een winkeleigenaar wees ons een paar goede plekken in kota Yogya en hielp ons om twee fietstaxi's voor weinig geld te krijgen. Ook bracht hij één van ons even snel op en neer naar het hotel om nog wat zwemkleding op te halen, achterop zijn brommer. (Hij wees ons onder andere naar een goed zwembad en dat leek ons wel leuk om spontaan te gaan doen.) 
Wachtend op zijn terugkeer was ik gehurkt, zoals de eilanders dat ook doen, op de stoep gaan zitten. Ik had even de kans om daar om me heen te kijken. Ik spotte een winkel waar 'hairloom products' werden verkocht, wat óf een spelfout is of gewoon erg verwarrend. Ook zag ik een grote reclameposter, waarin zes handen met verschillende huidskleuren samen het vredesteken vormen, met de woorden 'go ahead' er naast. Het duurde even voordat ik door kreeg wat er geadverteerd werd, en dat kwam door de woorden eronder: iets over kanker en iets over impotentie. De rookadvertenties hier zijn erg vreemd - stoere mannen met auto's op de achtergrond en stofwolken of moderne bruggen waar ze over uitkijken, maar geen sigaretten te bekennen. Alleen de waarschuwing eronder maakt het mogelijk ze te identificeren.
Reizen per fietstaxi is niet veel sneller dan lopen, maar wel veel gemakkelijker. Ik pas er helaas niet helemaal goed in wegens mijn lengte (ook niet voor het eerst in dit land). Ook stinkt het op de weg behoorlijk, temidden van al het gemotoriseerd verkeer, maar dat moet men dan maar voor lief nemen. Gisteravond complimenteerde een Nederlands gezin in het restaurant, nadat ze over mijn schouder naar mijn schrijfsel hadden zitten kijken, mijn regelmatige handschrift. Als ze deze krabbels eens konden zien! En daar is weer een haal, dat zal wel een hobbel geweest zijn. Deze stad met alle gevarieerde drukte, geuren en kleuren is zoals ik me een stad in Zuid-Oost Azië voorstel. Wanneer je de mensen vertelt dat je uit 'Belanda' komt zeggen ze allemaal 'prachtig' en vertellen ze over de familie die ze daar hebben wonen. Ik heb geen hoed op.

We zijn in een Batik-werkplaats en winkel geweest, waar ze met een tijdrovend proces kleur voor kleur een lap stof voorzien van illustraties. Ik begin het gevoel te krijgen dat de mensen die ons hierheen hebben geleid betaald hebben gekregen om toeristen te verwijzen. We ondervonden geen kidnapping of oplichterij, dus het zal wel goed komen. We hebben even rondgesnuffeld in de collectie, en troffen een paar absolute meesterwerken, zoals een enorme veelgekleurde vuurvogel of iets dat ik de 'psychedelische Demoiselles d'Avignon' noemde en ook zeker verkoos boven de eigenlijke Picasso. De echte schoonheden lagen buiten het budget, maar we hebben een bescheiden en zeer charmant doek op de kop getikt, een zijden weergave van een dorp op een heuvel. Dat gaat aan de muur. Het idee dat een eilander hiervoor uren in een soort sweatshop heeft gezeten maakt het relatief erg goedkoop.
Naderhand wandelden we naar een zwembad dat ergens verboren in een blok gebouwen lag, gewezen door locals, waar ik na een duik een afdakje vond om te schrijven en Eco te lezen. Mijn Indonesisch is nog steeds waardeloos, maar ik ken de dagen van de week en kan tot tien tellen, wat verrassend vaak gebruikt kan worden. Het wint bovendien sympathie. De Indonesiërs vinden zelfs een paar onbeholpen woorden in hun taal heerlijk om te horen, zoals bijna ieder volk op aarde dat heeft (met uitzondering voor de Engelstalige volkeren, die in hun arrogantie min of meer verwachten dat ieder wens zich wel naar hun taal voegt). Uiteindelijk is het toch allemaal een kwestie van bijeengeraapte woordjes, gebaren en glimlachjes. 'Winkels praten' noemen we dat hier, het gebruik van de impliciete conversatiecodes in restaurants, hotelrecepties of inderdaad winkels; overal waar de transactie duidelijk bestaat uit vraag, aanbod en prijs. Ik vind het prachtig om me voor te stellen dat reizigers al honderden generaties uit India, China en Europa hier doorvaren en op deze plaatsen handel drijven in vreemde landen en vreemde talen en toch overweg konden. Altijd Engels of een ander koine spreken doodt deze waardevolle traditie en het wonder van creatieve menselijke communicatie. Gelijk stort ik me met hernieuwde aandacht op mijn bahasa Indonesia.

Terug in het hotel hoorde ik het verhaal van twee reisgenoten, die een sultansgraf bezocht hadden, terwijl ik met de overige twee in het centrum van Yogya dwaalde of aan het zwembad zat. Ze waren op een brommer gegaan, zoals de plaatselijke bewoners. Het was een rit van ongeveer een half uur, rechtstreeks Yogya uit in zuidelijke richting, tot ze aankwamen in een dorpje, weg van alle drukte en toerisme. Daar troffen ze een lange trap - het soort dat naar boeddhistische kloosters of azteekse tempels leidt, minstens tweehonderdvijftig treden opwaarts. In de Javaanse hitte, hoog te helling op. Bovenaan de route was een complex aan graven, in verschillende niveaus, maar niemand mag daar naar binnen zonder de traditionele kleding van het Javaanse hof. Ik heb de foto's gezien en het was... erg authentiek. Vooral het blauwe hoedje voor de mannenkleding is erg charmant.
De bezoekers kregen bloemblaadjes om op de vele graven te leggen als eerbetoon, terwijl het pad tussen de grafstenen, het ene plateau na het andere, als sawa's, verder omhoog liep tot aan de eigenlijke begraafplaats waar het om ging. Er zijn geen foto's daarvan omdat het daar één en al eerbied en decorum is. Een grote groep monniken (of iets dergelijks, bij mijn weten kent de islam geen kloostercultuur, maar aan de andere kant is dit Java, geen Arabië en ben ik zeker geen expert) was druk in gebed, mogelijk een soort ritueel voor het betreden van de grafkamer. De bezoekers (en mijn reisgenoten waren de enige toeristen ter plaatse op dat moment) moesten ook knielen tijdens de ceremonie, die minstens een kwartier duurde. De monniken (of zo) raakten bijna in vervoering en zongen of riepen in cadans, dan weer langzamer, dan weer sneller. Uiteindelijk opende één van hen de doorgang, een nauw gat waar een mens alleen kruipend doorheen kon komen. Het eigenlijke graf bleek een klein houten gebouwtje, met kaarsen en grafkamers en geurige vuren. Het sultansgraf zelf stond op een verhoging, bedekt met bloemen, waar de pelgrims naast knielden en het hoofd bogen om aan het graf te snuffelen, of iets dergelijks. Dat was het verder, en tweehonderdvijftig treden later stonden ze met knikkende knieën van het kliimmen, zonder traditionele kledij weer beneden. Ze zijn vervolgens nog op de brommer naar de zwarte stranden ten zuiden van Yogya geweest, zwart van het vulkanische zand. De golven waren er zo gevaarlijk en de stromingen zo sterk dat er alleen een enkele visser zich in de branding waargde, geen zwemmers. Tel daar de giftige kwallen bij op - mijn reisgenoten kwamen droog terug. Al met al een heel avontuur vergeleken met wat ik deze dag meegemaakt heb.

Ik heb wel voor het eerst in een Indonesisch straattentje gegeten. Iedereen vreest dat vannacht de eerste darmklachten van de reis in zullen treden. We hadden mie goreng met ei en gado gado, met elk een glas ijsthee (es teh) wat allemaal voor onze ogen bereid werd door een klein, oud mannetje zonder zichtbare tanden, die regelmatig aan zijn blote voeten krabde en voordurend rookte. Af en toe stak hij zijn sigaret tussen de spaken van het wiel van zijn verrijdbare karretje. Dit was wanneer hij werkte of praatte, wat niet vaak was. Overal zaten vliegen, maar ik vertrouwde het tentje omdat er ook twee politieagenten zaten te eten.
Terwijl de muezzin op de achtergrond schalt en de vroege schemer over Yogya valt zijn twee van ons aan het plannen voor het vertrek uit Java. Nadat de vliegtickets voor een binnenlandse vlucht, Yogya-Dempassar, op woensdagmiddag, plotseling in prijs zijn verdubbeld sinds gisteren hebben we besloten het plan iets te wijzigen en donderdag laat naar Bali te vliegen. Dit bespaart het één en ander en we hebben al een hotel gevonden dat ons op dat tijdstip kan ontvangen, ten tijde van dit schrijven. Deze wijziging geeft ons nog een nacht in Yogya erbij en mijn hoop om woensdag de Merapi-vulkaan te zien steekt de kop weer op. Ook zou het kunnen dat we nu eens een keer naar een traditioneel Gamelan-orkest kunnen gaan - wat betreft inheemse muziek heb ik alleen nog maar slappe pop op de radio en de muezzin-samenzang gehoord.

Diner in een tropische tuin met klaterend water, onder een tentdag aan een tafel waar je minstens acht mensen kwijt kan. Ik bestelde twee gerechten, want het was goedkoop en meestal naar mijn smaak een beetje weinig. Daarbij een groot glad koffie-shake, wat zoveel is als een goed opgeklopte romige Javaanse ijskoffie. Voldoende nasi, ook. We hebben gepraat en gelachen, over zaken van vroeger. Ik denk deze dagen veel aan vroeger, maar in mijn eentje lijk ik niet ver te komen met die gedachten. Mijn heden is gewoon zo anders dat ik actief herinnerd moet worden aan het oude. Ik ben heel erg in het moment bezig. De trap waar ik eerst bang was mijn hoofd te stoten maar nu na de tiende keer alleen nog licht het hoofd buig. Het geraten van toetsen op de laptop terwijl ik wacht op mijn beurt om dit verslag van de geschreven versie over te typen, tegen een achtergrond van aircoruis, constant. De stilte van het ongebruikte zwembad en de vele halfschaduwen van mijn schrijvende hand op het papier. Alleen door concentratie herinner ik me nog dingen, zelfs minder dan een dag oud. Slechts af en toe breekt er iets door, dor een oude naam of een geur op mijn hand. Ik waan mezelf even ergens anders, maar alles is vaag, als in een deels vergeten droom. Alsof het nooit echt was. Er is een stem die ik me probeer te herinneren, maar alleen de woorden komen bij me terug, niet de klanken. Het is maar goed dat ik alles opschrijf deze dagen.

Na het eten zijn we allen naar een massagesalon gegaan waar ik voor het eerst in mijn leven een manicure heb gehad. Het is een vreemde ervaring, maar het was zeker prettig. De anderen gingen voor traditionele Javaanse massages, maar ik had sinds een gesprek in de autoreis naar Yogya besloten dat ik een manicure zou gaan halen. Er klink oosterse meditatiemuziek op de achtergrond en het tentje/de zaak zag er niet al te opulent uit. De behandeling vond ik wel zeer luxueus, misschien omdat ik zoveel verzorging niet gewend ben. (In Nederland zou ik geen manicure hebben besteld tenzij ze hem weggaven en aandrongen.) Naderhand, toen mijn nagels schoner waren gemaakt dan ze waarschijnlijk ooit geweest zijn, werden mijn armen vakkundig gemasseerd en werd ieder kootje in mijn handen gekraakt. Ik zou er wat voor over hebben om nu een piano onder de vingers te hebben. Ik was enigszins verrast om te zien dat mijn handen nog op mijn eigen handen leken toen ik ze terugkreeg en bekeek.
Het was een volle dag, en mijn hoofd zit vol vreemde gedachten, maar ik moet nu echt mijn verslag beëindigen en slapen, omdat voor vijven opstaan morgen anders onmogelijk wordt. Sampai jumbat. (Vergeef mijn fonetische schrijfwijze.)

Yogyakarta. Dag 7, 17 juli. Hari Selasa.

Vanochtend, zelfs vóór onze 'wekker voor dag en dauw' en voor het islamitisch ochtendgebed is een kamergenoot onwel geworden. Na drie keer in een half uur naar het toilet te zijn gerend om zijn maag te legen besloten we collectief dat hij niet mee kan naar de Borobudur vandaag. Het is spijtig, maar verder is er niets aan te doen. Het dient als een herinnering aan de kwetsbaarheid van ons allen in dit land en klimaat. Het ontbijt voor de overige vier is erg vroeg en ik neem dubbel zoveel koffie. Eén van ons eet toch niet mee. Terwijl ik in de duisternis van de nacht om me heen tuur en de slaap uit mijn ogen wrijf zeg ik maar tegen mezelf: 'de geest is gewillig, het vlees is zwak.' Tegen vijven stappen we met een Australiër, een Hawaiiaan en twee fransozen in een minibus naar de Borobudur.
Het blijkt een best aardige tempel. Moving on!

Okee, goed, ik zal wel even uitwijden. Het is 's werelds grootste boeddhistische tempel en één van de topstukken van Zuid-Oost Azië. Ik ben behoorlijk onder de indruk. Het is een enorme massa steen op een heuveltop temidden van tropisch landschap, gehuld in de mist terwijl de zon opkomt over de Merapi-vulkaan in de verte. De vogels fluiten en de mensen fluisteren terwijl ze het heiligdom betreden. Het gebouw is een trapsgewijs opgebouwde, driedimensionale mandala, vierkant en aan de basis honderd-nog-wat meter breed. Op de eerste drie of vier niveaus zijn de muren bekleed met reliëfs: decoratie en voorstellingen van verhalen uit de boeddhistische mythos. Het zwermt overal van de sereen glimlachende Boeddha's: in de reliëfs, in nissen, bovenop de muren en binnenin de stenen stupa's (een soort klokvormige stolpen waarvan de tempel er wel een stuk of honderd lijkt te hebben.) Alle stenen passen precies uitgemeten in elkaar, samenkomend tot een kolos van vulkanisch gesteente. Ooit was het nog beschilderd ook, dat moet helemaal wat geweest zijn. Niet slecht voor een gebouw uit de negende eeuw n.Chr, hoewel er redelijk veel gerestaureerd is - en nog steeds wordt.
We betraden het geheel langs de oostelijke ingang, met de opkomende zon in onze rug, een serie steile trappen op. Vanaf de gedeeltelijk opengelegde basis (oh ja, de onderste laag van de tempel is in een zware stenen band gevat om te voorkomen dat het instort, waardoor de onderste serie reliëfs verborgen is), waar de afbeeldingen de eindeloze cyclus van reïncarnatie voor onverlichte en aan het aardse gebonden zielen laten zien, klommen we opwaarts. De route volgt van laag naar laag, de fysieke weergave van het proces van spirituele verlichting, tot aan het nirwana bij de hoogste, centrale stupa. Daar ben ik nu in kleermakerszit bij gaan zitten om naar de wolken te staren en te schrijven. Ook heb ik een boeddha-beeld in een stupa aangeraakt; iets wat me blijkbaar het recht geeft om een wens te doen. Omdat dit een centrum voor boeddhisme is, een filosofie van het verzaken van wensen en de vernietiging van het ego, heb ik niets gewenst. Naderhand spookten er toch gelijk wat ideeën door mijn hoofd, zal ik toegeven. Hoog tijd voor wat meditatie om die afleidingen op mijn pad naar verlichting te verliezen.
Eerst nog even special mention to de monsterlijke waterspuwers (boeddhistische gargouilles!) en de grijnzende gezichten boven de poorten, erg leuk. Overal zijn allerlei bomen (der verlichting), lotusbloemen en een soort vurige driehoeken afgebeeld. Het wordt inmiddels al wat drukker. Een reisgenoot, niet het meest spiritueel ingesteld persoon op aarde, verklaarde droog dat hij alle niveaus van de tempel al had bewandeld, maar dat hij eerst bij de centrale hooggelegen stupa begonnen was en naar beneden was gegaan (het nirwana uit en naar de aardse ketens toe). Ik vond dat te mooi om niet even te vermelden. Een paar kleine meisjes in hoofddoek wilden even met de grote Hollander op de foto (mij dus). Bueno, met nog een uur op de klok, de zon laag aan de hemel besluit ik dat het tijd is om mijn schoenen uit te trekken, het gekwebbel te negeren en te mediteren. Ik heb veel geestelijke reinheid in te halen.
...
'Ik heb gezeten, geluisterd naar mijn adem, en voelde de zon opkomen op mijn gezicht. De stilte van binnen werd een stilte buiten en weer een stilte van binnen.'

Goed, dat achter de rug, volgende attractie. Onderweg naar Prembanan maakten we een korte stop bij een andere, kleinere boeddhistische tempel. Het is een soort brede, vierkanten.. geen idee. Een toren, maar dan massief, in treden. Minder indrukwekkend. Prembanan zelf was wel weer een belevenis. Ik had geen zin om met twee jonge scholieren, die voor een schoolopdracht rondleidingen gaven, mee te lopen. Ik was na een paar minuten hun verhaal al volkomen zat en besloot op eigen houtje de hindoetempels te bezoeken. Dit waren de tempels van Brahma, Shiva en Vishnu (hoewel ik een restaurateur het ook als 'Wishnu' uit heb horen spreken). Daarbij waren nog drie kleinere tempels voor de drie 'vessels' van de grote drie, maar ik kon er niet wijs uit worden of dit andere versies van de grote drie waren of dat ze hun vervoermiddelen waren. Het betrof een zwaan, een stier en een adelaar (Garuda). Het terrein van Prembanan is groot, een soort park, en er waren nog een paar andere sets tempels, in verschillende stadia van restauratie of verval. Een stel aarbevingen, met name eentje in 2006, hebben een verwoestende uitwerking gehad op deze stukken werelderfgoed. Ik ben nog op de foto geweest met een restaurateur (en met nog meer toeristen die met de lange Hollander met Hoed wilden worden gefotografeerd, vreemde lieden). 
De hindoe-architectuur is mij behoorlijk vreemd. Ik heb weleens plaatjes gezien van dit soort tempels, maar het is de eerste keer dat ik er eentje bezoek. Ze lijken met hun vele omhooggerichte, stompe puntjes op een soort grote fontein of een vreemd kapsel. Het is moeilijk uit te leggen. De constructies zijn erg groot, maar ook erg log. Er zitten een paar golvende lijnen in bij de trappen, maar de tempels zijn vooral gigantische steenblokken met betrekkelijk klein interieur. Er is geen ritme, geen indeling, gewoon massieve, hoekige centraalbouw met steile trappen en taps toelopende trapvormen. Daarbij is het ook overvloedig gedecoreerd, zowel abstract als met voorstellingen, waarbij ook weinig structuur of ritme te vinden is - zeer rijke en drukke versiering, als een uitbundig vertoon van steenhouwerswerk. Less is more gaat hier absoluut niet op.
De beelden in de tempels zijn voor mij ook iets exotisch. Gewend als ik ben aan de apollonische, geïdealiseerde Griekse marmeren mensen en hun navolgers in de Westerse cultuur zijn de hindoeïstische godenbeelden iets aparts. En dan heb ik het niet over de extra hoofden en armen, nee, ik bedoel de weergave van de menselijke vorm. De beelden zijn star en de gezichten zijn weinig expressief, en ook allemaal een beetje hetzelfde. De lichamen lijken allemaal wat molliger en simpeler vergeleken met de gebeitelde anatomische lessen en gedetailleerde spierbundels van de Renaissance. Ik besef dat het hier A: om een andere cultuur met andere schoonheidsidealen gaat en dat B: de beelden hier niet per se zijn voor de mooi maar om een te aanbidden godheid te representeren. Mijn verslag van hen doet ook niet helemaal recht aan het feit dat het toch indrukwekkende stukken werk zijn, drie of vier meter hoog en meer dan duizend jaar oud. Ik heb tenslotte geconcludeerd dat voor de moslims (en die zijn hier natuurlijk overal, het is het grootste islamitische land ter wereld) deze oude culturen zoiets zijn als de Grieken en Romeinen voor ons. Polytheïstische, verloren culturen, onder een nieuwe monotheïstische beschaving, met niet meer dan ruïnes die aan het oude herinneren.

Tijdens mijn bezoek aan de Prembanan-tempels had ik twee eigenaardige ontmoetingen. De eerste was met een oude Indonesische man, die goed Engels en Nederlands sprak (nee, dát was er niet eigenaardig aan.) Toen hij te horen kreeg dat ik uit 'Belanda' kwam - nou goed, ik had hem achteraf gezien ook gewoon 'Nederland' kunnen zeggen, maar de reflex zat er goed in - vertelde hij me dat ik daar trots op kon zijn. Hij prees de positieve bijdrages die de Nederlanders op Indonesië hebben gehad. Een andere reflex van mij trad in: post-koloniaal schuldgevoel. Ik ben van huis uit en in geschiedenislessen (zeker de vermaledijde Global History) gedrild om te denken dat kolonialisme iets slechts is en dat het westerse ideaal om beschaving te verspreiden tot veel ellende leidde en samenging met onderdrukking. Ik vertelde de man daarom meteen dat wij Nederlanders ook veel kwaads hebben gebracht in Indonesië, met onze genocide van een aantal specerij-eilanden en de politionele acties. Hij vond echter dat het goede wat wij Nederlanders gedaan hadden zwaarder woog. We hadden scholen gebracht (hij had op een Nederlandse school gezeten, en de grote Soekarno ook), we hadden met het cultuurstelsel dit land van rijst koffie, tabak en aardappel geschonken om te verbouwen en we hadden het mogelijk gemaakt dat alle verschillende culturen en talen verenigd zouden worden in één Indonesië. Ik stond versteld. Ik had het cultuurstelsel leren kennen als quasi-feodale uitbuiting en stond klaar om de blaam op me te nemen, idioot als ik die schuldreflex vind - en daar zat die man, opgewekt te betogen dat de Nederlanders ge-wel-dig waren als kolonisator. "Nee kijk dan naar Maleisië, waar de Engelsen hebben gezeten. Die hebben daar niets voor gedaan. In Indonesië wonen nu 350 miljoen mensen!" Dat dankzij de goede Nederlanders. Ik ben in lange tijd niet zo verward geweest over geschiedenis.
Even vreemd was het toen ik met mijn schrijfblok op een muurtje zat, in de buurt van twee meisjes in hoofddoek. Ze waren gaan zitten voor een korte snack, toen ze plotseling gilden en opsprongen. De aanleiding? Een zwerfkat had ze beslopen en was achter hun tassen langs gekropen om in hun eten te snuffelen. Ze deinsden voor het kleine, magere, grauwe beestje weg alsof het een giftige slang was, en pakten gelijk hun spullen, één voor een, met snelle bewegingen en gestrekte armen weg van het muurtje. Alleen het zakje knabbeltjes waar de kat aan zat te snuffelen durfden ze niet aan te raken. Iedereen behield zijn afstand terwijl de kat vruchteloos met zijn pootjes aan het zakje klauwde, niet in staat het eten te bereiken. Ik kwam langzaam dichterbij, en hoewel het diertje me af en toe angstig gadesloeg ging het niet weg. Het reageerde op aanraking met gesis en ontwijkende bewegingen. Een dier van de straat, op de resten van de grootste hindoetempels van Zuid-Oost Azië. (Dat is waar ook, de grootste boeddhistische en grootste hindoeïstische tempels van het gebied liggen binnen een uur rijden van elkaar hier bij Yogyakarta, en ze zijn in dezelfde eeuw gebouwd. Onvoorstelbaar, eigenlijk.) Ik besloot het hongerige beestje te voeren, eerst een paar kleine hapjes, die het gretig opslokte, waarna ik het zakje gewoon openscheurde zodat hij er zelf bij kon. Alle mensen keken mij en de kat bevreemd aan. Ik kom uit een land waar katten gevoed en vertroeteld worden alsof het kinderen zijn, en waar mensen niet schreeuwen en wegrennen als ze er een zien. Ik voelde me erg ver van huis, op die vulkanische stenen.

Vanavond ga ik naar een traditionele dansvoorstelling, met de Prembanan-tempels als achtergrond voor het ballet. Dit stond eerlijk gezegd wel op mijn verlanglijstje, en ik ben ontzettend benieuwd. Ik publiceer dit dagverslag alvast, als ik nog tijd vind om over de voorstelling te schrijven voeg ik dat vanavond nog wel toe, anders gaat het morgen mee. For now, bedankt voor het lezen en tot de volgende update.

Yogyakarta. Dag 8, 18 juli. Hari Rabu.

Vanuit hotel Crystalit, waar we van afgelopen zondag tot aan donderdagavond zitten. Toen ik de laptop aan de voeding legde schoot een salamander razendsnel achter het stopcontact vandaan. Als eerste wil ik even inhalen voor gisteren en wat vertellen over het Ramayana-ballet van gisteravond, omdat ik na de voorstelling geen trek had om nog iets te typen. Na een middagdutje, een sterke kop koffie in Hani's met een goed boek en een lange Javaanse massage voel ik me wel in de stemming om even verslag uit te brengen.

Ramayana-ballet: dans en muziek op basis van ee oude Javaanse legende, traditioneel aangekleed. We zijn, nadat ze op drie verschillende plaatsen onze kaartjes hadden gecontroleerd, naar onze stoelen op het linkerbalkon gewezen. Het theater waar we zijn gaan zitten is een interessante samenvoeging van oud en nieuw, praktisch en decoratief. Er zijn hoge lichttorens die vormgegeven zijn als onderdelen van een Prembanan-tempel maar duidelijk deels uit staal bestaan. De skène, behoorlijk diep, voor de dansers, is een vlakke stenen plaat omgeven door comtemporaine toneelverlichting. De tribunes zijn redelijk laag en de stoelen voor de non-vip-plaatsen zijn van steen. Geen probleem voor iemand die tussen de stupa's heeft gemediteerd. Op de achtergrond is geen decor: het uitzicht gaat ongehinderd door tot aan de hoge stenen massa's van Prembanan, van de grond af helder verlicht tegen de tropische nacht. Alles is in de open lucht en alle personeel loopt in traditionele sarong. Op dit moment gaat mijn aandacht echter het meest uit naar het onbemande Gamelan-orkest, vol instrumenten die ik nooit gezien laat staan gehoord heb. Ik heb hoge verwachtingen bij deze voorstelling en denk dat dit echt een gezonde dosis vreemde cultuur is. Geen foto's toegestaan.
We hebben een Nederlandse samenvatting van het plot gekregen. Deze is grammaticaal zo absurd slecht dat het grappig is. Ik ga niet het hele verhaal overnemen, maar kortweg gaat het over een edelman (Rama) die een vrouw wint op een koninklijke wedstrijd, omdat hij de enige is die de grote koninklijke boog aan kan spannen. Als deze dame dan geroofd wordt door een jaloerse koning door middel van list besluit de 'held' om zijn prijsvrouw terug te halen. Lang verhaal kort komt het erop neer dat hij met behulp van een leger aan bontgekleurde apen zich door een lijst slechterikken heen moet slachten, meestal door ze met zijn boog neer te schieten. De man lijkt ontzettend veel op Legolas, tot puntige oren aan toe. Op het eind toont hij zich een hork door zijn terugveroverde vrouw te weigeren omdat hij twijfelt aan haar maagdelijkheid. Uit wanhoop steekt ze zichzelf in brand. Goed, ze blijkt rein van geweten en eer en overleeft het; happy ending. Blijft toch awkward.
Recensie van de bezoekende westerling: goede performance. De muzikanten (zonder dirigent) en de dansers waren uitstekend synchroon, door allerlei tempowisselingen heen, wat ik bewonder. Met twee muzikanten hetzelfde doen zonder elkaar aan te kijken vind ik al moeilijk, omdat een uur lang te doen met een man of vijftien (waarvan vier identieke instrumenten en partijen hebben) is zeer knap. De kostuums waren prachtig gedaan - hoewel de held en zijn schildknaap identiek gekleed gingen, wat het best verwarrend maakte aan het begin. Het verhaal ging mijn gezelschap te langzaam, maar ik snap dat het de bedoeling is dat men van het spectakel en het gestileerde theater moet genieten. De muziek, hoewel misschien wat eentonig, ondersteunde de voorstelling in toon en tempo. De luide kreten bij de gevechten pasten daar keurig in. Wat betreft de dans: in de eerste plaats, om u de waarheid te zeggen, heb ik geen verstand van dans en choreografie. Ik vind het leuk en aardig, maar ik ben hopeloos met pasjes. De beheerste, kunstige bewegingen waren een lust voor het oog en ieder personage had heel duidelijk zijn eigen mimiek, zeer verhalend. Mocht wel wat verhalend zijn, want buiten een enkele schreeuw hielden ze hun mond. Ik vond het wel jammer dat de vrouwenrollen meestal doodsaai waren. Ze liepen vooral mooi poppetje te spelen, met uitzondering van de rol van de 'gouden hinde', die een huppelige en vrolijke uitvoering gaf. Ook de hoofdpersoon was nogal saai. Hij stond vooral 'held' te wezen - we moesten uit zijn kostuum en de samenvatting maar opmaken dat hij de held was, dat bleek niet uit zijn handelingen - zonder iets interessants te doen. Hulde gaat naar de rol van de Witte Aap, de sidekick, die in de scène voor de pauze een twintigtal rode dansers (red is for bad guys) bevocht, acrobatische trucs uithaalde en uiteindelijk (opzettelijk) het decor in de fik stak. De slechterik had ook een leuke rol, al was het maar omdat hij wat te doen kreeg.

Na een nacht rust (het feit dat ik de springveren in mijn bed in mijn rug kan voelen begint zijn charme toch te verliezen) trok ik een shirt met lange mouwen aan. Mijn armen beginnen namelijk te verbranden en ik denk dat ik het graag even rustig aan wil doen als we weer de stad in gaan. Op de planning staat een bezoek aan het kraton, het nog steeds bewoonde sultan-paleis en zijn ommuurde hof, en een middag aan het zwembad (wat niet door ging, uiteindelijk). Het idee om de Merapi-vulkaan te beklimmen begint te vervagen: het feit dat alleen bergbeklimmers het doen, dat het behoorlijk steil is en de klim een uur of zes duurt tempert het verlangen om vandaag of morgen een mistige berg van anderhalve kilometer te bestijgen. Gelukkig krijg ik nog een vulkaan op Lombok. Mocht iemand een stuk vulkanisch gesteente als souvenir willen, dan moet diegene dat op tijd aankaarten. We reizen overigens per becek, een fietstaxi. Na gisteren hoeft vandaag niet al te spectaculair, vind ik. Ik neem mee: een boek, mijn schrijfblok, en een hoed.
Momenteel zit ik op de eerste rij van een wajang-theater, met een eigen gamelan-orkestje op de achtergrond. We zitten binnen de omheining van het kraton, onder een soort grote houten koninklijke party-tent. Het paleis loopt over van de bezoekers, behalve de privégedeeltes waar de sultan nog altijd zijn hofhouding heeft. Er zijn veel bewakers overal, in traditionele kledij, bewapend met krissen. De bewakers zitten vooral wat in het rond en gaan op de foto met bezoekers. Binnen worden allerlei geschenken van buitenlandse diplomaten en hoge types bewaard, zoals chinees porselein, Nederlandse klokken of Afrikaanse lampen van buffelhoorns (wat). Ik mag hierbinnen mijn hoed niet op en dat ontstemt mij. De vader van zijne eminente sultanheid, de vorige, heeft in Haarlem en Leiden gestudeerd en er waren allerlei papieren en foto's van tentoongesteld. Ook was er een inscriptie in een marmeren plaat uit 18 maart 1940 die ik wel mooi vond: "Hoewel ik een westerse opleiding heb genoten ben ik in hart een Javaan gebleven." 
Wajang lijkt verbazingwekkend veel op dat Ramayana-ballet. Weinig gezichtsuitdrukking, duidelijk aangegeven rollen door middel van kleurige kostuums en kleur van gezicht, ondersteunende en verklarende tekst in de zang bij het orkest. Ik versta er geen woord van en het is een beetje moeilijk om aandacht bij te houden. Zelfs de danspassen van mensen en poppen lijken op elkaar, met de fladderende sjaals aan hun gordels enhet verschil tussen mannen- en vrouwenrollen (zij die wat doen en zij die maar een beetje mooi zitten te zijn) met veel gestileerde en beheerste bewegingen. Opvallend dat de poppenspeler niet echt zijn best doet om uit zicht te blijven.
Daarna zijn we naar de vogelmarkt van Yogya geweest, een soort enorme dierenwinkel in de openlucht. Vanzelfsprekend stierf het er van de volgens, het hele assortiment aan kleine bontgekleurde fladeraars dat je ook in kooitjes in Nederlandse huizen of dierenwinkels kan vinden. Gekwetter en vogelpoep te over. Ook erg veel ayam (joekels van hanen). Overige dieren waren konijnen, puppies, ondervoede katten, salamanders, slangen (tot een python aan toe, waar je mee op de foto kon), apen, kalkoenen, ganzen, gekko's en vleermuizen. Vooral die laatsten vond ik gaaf, nog nooit van zo dichtbij kunnen bekijken. De partij van de dieren zou spontaan een collectieve attaque hebben gehad als ze daar rond zouden lopen. Veel was er verder niet te beleven, dus we keerden per becak terug om lunch met kokosnoot te eten, die we op straat hadden laten klieven. Geen idee hoe je die dingen precies moest eten en het kostte ontzettend veel moeite. Eén reisgenoot ligt sinds gisteren met koorts op de kamer, maar is aan de beterende hand. Morgen gaat hij voor een Borobudur-herkansing, dus de hele kamer mag weer om vijf uur op. Hoezee.
Of je zit, zoals de andere kamer, naast een klein duiveltje van een kereltje, dat, slecht opgevoed als hij is, 's ochtends vroeg op de stalen railingen en deuren loopt te rammen. Ik weet niet wat ik prefereer. We zagen het mannetje vandaag nog in het kraton, verkleed als Wayne Rooney maar dan met een cowboy-hoed. Mocht u een blond kind zien in een Rooney-kostuum - spreek zijn ouders eens bestraffend toe.
Ik ga nog even op deze laatste avond in Yogya een grote Bintang drinken in een café. Morgenavond vliegen we naar Bali, waar volgens een man met een vakantiekind (sommige mensen hebben een vakantiehuis, deze man vliegt al twintig jaar 's zomers naar Indonesië om een kind op te voeden) de prijzen allemaal wat toeristischer zijn. Ik zal de inheemse tentjes missen...
Salamat malam en sambai jumba!

Yogyakarta. Dag 9, 19 juli. Hari kamis.

Mijn vorige verslag sloot ik af door te melden dat ik even wat ging drinken in een café en daarna heb ik ruim anderhalve dag niets meer van me laten horen. Ik vind dat wel humoristisch. Het feit wil dat ik nog tot drie uur 's nachts (lokale tijd) ben opgebleven, nadat de cafés tegen middernacht allemaal gesloten waren. Ik heb in die tijd in een staat van verregaande vermoeidheid en lichte beneveling nog het een en het ander neergepend. Ik was nog behoorlijk lucide en coherent, merk ik. Ik zag echter geen kans om het allemaal online te krijgen, zeker nadat we Crystalit verlieten. Het volgende is daarom een samenstelling van mijn middernachtelijke gekrabbel en wat ik analoog aan verslag gemaakt heb.

Het begon allemaal toen ik in de afronding van mijn verslag voor 18 juli zat. Ik kreeg een berichtje over facebook van een reisgenote dat ze gezellig in de kroeg zaten, met de vraag of ik ook wilde komen. Initially was ik er weggelopen om een trage avond aan het internet te besteden in het hotel, maar die beslissing was al met twijfels genomen. Ik kapte de conversatie met het thuisland af, beloofde aan de reisgenote zo snel mogelijk mijn verslag af te ronden en haastte mij daarna naar het café. De naam leek op het woord 'garden', waardoor ik het niet voor elkaar krijg om de eigenlijke naam te herinneren – alleen 'garden' komt in me op. Ik heb al drie keer mijzelf gezegd dat ik het een keer zou onthouden voor het verslag, maar tot dusver lukt dat totaal niet. Dat komt misschien in de reconstructie.
Hoe dan ook, het café. Vanaf dit punt begin ik iets te verzwijgen. Wat er verzwegen wordt mag naar gevraagd worden, maar ik zal geen garantie geven dat ik het uitleg. Ik zal het weergeven indien ik het wil noemen met de term 'zwembadwater' om mensen van het spoor af te houden. Ik en twee reisgenoten zaten aan een tafeltje voor vier op de veranda, in de tropische vroege avond. We zijn de jongvolwassen garde, dus een avondje uit mocht ook wel een keer. Wat ben ik aan het rechtvaardigen? Daar ging dit helemaal niet om. Gezellig, leuk en aardig, wat valt er te zeggen over drie mensen aan tafel in een café dat iedereen niet allang zelf weet of elders gehoord heeft? Na een tijdje voegde een man zich bij ons die opgemerkt had dat wij Nederlanders waren, zoals hijzelf. Hij was ter plaatse met zijn vriendin, beiden backpackers, en hij zocht naar toeristeninformatie zoals je die niet in een gids vindt: de persoonlijke ervaring van elke reiziger. Helaas konden we zijn vragen over Bali niet beantwoorden omdat we er zelf morgen pas heen gaan, maar na even met hem gepraat te hebben, hij staande, wij zittende, vroeg hij of hijamicam inclusam bij ons mocht komen zitten. We zijn de kwaadste niet en hij leek een prima kerel, dus we nodigden hem aan tafel. We hadden vijf glazen en een paar gemeenschappelijke flessen en het liep uitstekend.
Zij waren samen op reis gegaan om in de voetsporen te treden van zijn ouders, die ooit een prachtige romantische reis door Indonesië hadden gemaakt. In het begin liep het niet volgens plan, en zijn verhaal was er een van teleurstellingen toen hij merkte dat op de voor hem mythische plaatsen vervangen bleken door de groeiende bevolking en economie van het land. Het vakantieland van zijn ouders, dat voor hen destijds exotisch en vreemd was, was opgegroeid en gevuld met sloppen en torenflats, beton en asbest, om kort te gaan. De mooie dingen begonnen zich toch nog te tonen en we konden hem verblijden met enkele vertellingen over de betere attracties en belevenissen op Java. Daarnaast konden we ook mindere ervaringen uitwisselen en er gezamenlijk vrede in vinden. Te hoogdravend? Te hoogdravend.
Ze waren beiden ervaren reizigers, eind twintig, en hadden meer malle avonturen beleefd dan wij drieën. Ik had snel het gevoel om qua vakantieverhalen droog te staan en in plaats daarvan schakelde ik over op mijn gebruikelijke arsenaal van academische trivia. Dat leek prima te werken, maar ik voelde me toch in een achterstand. Om tegenover een martial-arts leraar en een docente te staan die het ene vreemde verhaal na het andere uit de hoge hoed trokken? Ik had de vertellingen van deze reis, maar veel verder dan dat ging het niet. Het zwembadwater hielp geenszins. Uiteindelijk mocht het de pret niet drukken en mensen die elkaar nieuw leren kennen hebben altijd voldoende te zeggen. 
Het café sloot vroeg naar Nederlandse termen, waarschijnlijk omdat de Javanen niet zo van het doordeweeks uitgaan of überhaupt van het laat uitgaan zijn. Vermoedelijk zijn wij Nederlanders ook gewoon zot door onze avonden stelselmatig zo absurd laat te maken. Als je vroeg begint kan je ook een uitstekende tijd hebben. Ze draaiden nog leuke muziek (doch al wat minder moderne) en we hebben kortstondig met de serveersters gecommuniceerd in een taal die de grenzen oversteeg: de macarena. Omdat we onze tijd hadden genomen en niet bijzonder veel gedronken hadden was het thuiskomen probleemloos en vrolijk, toen we er eenmaal uitgeknikkerd waren, en ik trof mijzelf in geen stemming om te gaan slapen. Ik heb me naar Nederlandse tijden gevoegd en op 19 juli brak me dat op. 

Ik heb een beetje uitgeslapen, mijn laatste nacht in jolig Yogya, maar merk dat ik 's ochtends de koffie echt nodig heb. Je kunt in dit land scherp eten voor je ontbijt hebben (vandaag nasi, gisteren ook nasi) en dat helpt we ook wel wakker te worden. Het is bewolkt en de hitte is behoorlijk drukkend, meer dan voorgaande dagen, maar omdat het niet zonnig is vinden mijn reisgenoten het niet zo fantastisch. Voor mij is het gewoon weer voor een duik in het zwembad van hotel Batik (en dat kwam er niet van). Omdat vandaag een toevallige dag is, met het omgegooide schema en alles, weten we niet goed wat we moeten doen. We zouden in Bondowoso of op de Ijen-vlakte zijn geweest, respectievelijk een ingeslapen plattelandsdorp en een vulkanisch landschap, maar dat plan is wegens het moeizame reizen over land op het Javaanse wegennetwerk geschrapt ten faveure van een snelle vlucht naar Bali, vanavond. Dit laat ons wel met een dag in Yogya terwijl we eigenlijk de atrracties wel hebben gezien. In dit verslag zal ik een poging doen wat in te halen en enkele maffe dingen van afgelopen week, die ik nagelaten heb op te schrijven, te melden.

"In den eerste male wens ic ulieden te verhaelen over eene vreemde gewoonte welke wy alhier geobserveerd hebben. Men snydt op Java de staerten van catten af. Deeze handelwyze waert my nog niet ten volle ter aendacht gekoomen. Men neeme ten voorbeeld den cat die ic in Prembanan trof en voedde - hy was nog in bezit zyner staert ofschoon hy vermaegerd ware. Myne compagnons verzeekerden my dat het een phenomeen was welke veelvuldig waer te neemen was. In den herberge waer wy ons de laetste avond doorbrachten zagen wy eene catsub mensa, ende zy was inderdaed zonder staert. De waerd verwyderde het dier aen het neckvel.
Teneinde onser dorst naer kennis hierover te stillen spraeken wy de plaetselijke lieden aan, te beginnen met de dame die ons bediende. Wy hebben reedsch bemerkt dat interrogate van den inwooners de snelste weg naer een deegelyk antwoord is. De uitkomst werd buitennissig bevonden: men klieft den staerten van den catten opdat den populaetsie wordt beperct. Eene door willekeur aangeweezen passant verzeekerde ons dat eene vrouwelijke cat zich niet langer voort kan planten indien zy van haere staert ontdaen is. De wyze waarop deeze volkswysheid in zyne werk gaet werd ons niet duydelyk."
Wordt een poes nou minder aantrekkelijk zonder staart? Verliezen ze spontaan alle zin, doet het voortaan pijn, of treedt er werkelijk een biologisch/fysieke verandering in het dier op? Niemand kon het ons uitleggen en we bevonden onszelf in de vreemde situatie dat we een dierenarts zochten. We vonden het allemaal maar uiterst moeilijk te geloven. De serveerster was volkomen onbehulpzaam door eraan toe te voegen dat de hond van haar buren een stompe staart had, maar dat dat het gevolg was van incestueuze ouders.
Google en Yahoo:answers (smartphone op tafel) brachten ons alleen maar absurde verhalen over huiselijke ongelukjes en wrede buurmannen, en de verklaringen van behulpzame internetgebruikers voor het staartsnoeienwaren alleen maar vager: staarten werden volgens hen ook wel verwijderd om het evenwicht van de kat te verslechteren zodat ze niet meer goed konden jagen en zouden verhongeren; het was om ervoor te zorgen dat ze minder goed gezien zouden worden door andere roofdieren; het werd juist gebruikt om mannetjeskatten 'uit de running' te halen - en zij verklaarden dit alles met een grote dosis autoriteit, alsof ze erop afgestudeerd waren. Vanzelfsprekend is het internet een nog vreemdere plaats dan Java.

Dat dit verschil nog ook weer niet zó groot is blijkt mijns inziens uit het volgende verhaal. In hotel Crystalit verbleef een wat oudere Nederlandse heer. Zijn Engels, voor zover ik hem met het personeel heb horen praten, is belabberd en hij praat veel te luid - maar dat is niet wat hem een vreemde man maakt, op Franse campings heb je die types ook wel en in overvloede. Op een avond werd hij gehoord op zijn kamer, terwijl hij 'Willen van Oranje' aan het roepen was tegen iemand. Niet eventjes, maar aanhoudend, gepaard met kreten van verontwaardiging en ergernis. "Jee-zus. Kijken dan! Wil-lem van O-ran-je!" Nader onderzoek wees uit dat hij het tegen een Indonesische vrouw had, die bij hem op de kamer zat gedurende ons verblijf. Zij sprak geen Nederlands of Engels, hij geen Indonesisch en eigenlijk ook geen Engels, dus riep hij maar wat tegen haar. Soms liepen de irritaties hoog op - een keer liep ze boos weg terwijl hij haar nariep: "Ga maar snack halen. Snack!" De hypothese: de man heeft een importbruid gevonden en oefent met haar het burgerschapsexamen. Enige plaatsvervangende schaamte voor onze landgenoot. En dan is er nog het verhaal van de doofstomme freelance masseur die restaurants af liep, half bedelend half ter plaatse schouders masserend. Vreemde stad.

We zijn lopend door achterafsteegjes en vervolgens per bus naar Malioboro gegaan, de winkelstraat van Yogya. De achterstratend zijn vervreemdend: sereen kalm vergeleken met de verkeersaders, omdat alleen een enkele sepeda motor door de kronkelige paadjes komt. Kleine kinderen roepen ons in het voorbijgaan toe in het Indonesisch en Engels en ik neem mijn hoed voor ze af. Lopen door de stad had ik niet goed voor mogelijk gehouden, maar in de urban jungle van slecht geplande woonblokken is er ruimte voor de voetganger. Het lijkt gelijk schoner en vriendelijker, maar behoorlijk chaotisch omdat je nooit verder dan tien meter voor je uit kan zien. Aandoenlijk en idyllisch arm. Oh, en onderweg ben ik bijna door een paard gebeten, het zal wel donderdag zijn. We zijn ook de enige blanken in de bus. Alleen kinderen en ouderen gebruiken deze, waarschijnlijk alleen omdat ze niet op de brommer kunnen.
Even later en we zitten in een 'garden restaurant', niet veel anderen met ons, voor de lunch. Ik heb een mushroom saté besteld met een 'muddy snowball' toe. Ik lijk de enige te zijn die een toetje wil. Het is hier lawaaiig met muziek van de straat - oh nee, het zijn luidsprekers boven onze hoofden. Erg vervelend. Gelukkig is het erg charmant aangekleed en het eten lijkt me uitstekend. Intussen voel ik me niet honderd procent. Ik ben tot drie uur lokale tijd opgebleven en niet alle slaap is ingehaald. Het weer vandaag valt me zwaar, ik krijg het regelmatig benauwd en kan bijna geen poot verzetten. Mijn hoofd voelt zwaar en is vaag, vol van gedachten aan elders. Mijn geest is altijd al elders geweest, en vakantie verandert dat niet. De traditionele casave-chips komen op tafel, na het drinken. Ik heb geen kater, maar wel een klap van de tropen en een bezwaard gemoed. De shitake is uitstekend, maar het ijsje toe had qua substantie wel wat beter gemogen, wat romiger. 
We keren terug in Prawirotaman 2, de straat van het hotel. Het heeft me dagen gekost om die naam te leren. Er staat een verlaten en vervallen schoolgebouw waar kinderen voetbal spelen. Het plan om vandaag nog een frisse duik te nemen is in het water gevallen door de lange lunch. Omdat we om half zeven in een busje naar het vliegveld moeten zitten zijn is de rest van de uren in Crystalit bestemd voor het inpakken en wat lome stilte op de binnenplaats. Ik heb, zittend aan het gladde zwembad met mijn tenen in het koude water, de Begraafplaats van Praag door Umberto Eco gelezen, een weekje nadat ik erin begonnen was. Op het moment volstaat het te zeggen dat het een prachtboek was, daarover een andere keer misschien meer.

Vliegveld Yogya is klein en redelijk basic. De vlucht is vertraagd. Er zijn welgeteld vier gates en onze vlucht is de laatste van de avond, hoewel deze al om 20.50 zou vertrekken. Er is geen vrije internettoegang, en als deze aantekeningen het internet vandaag nog halen dan is dat vanaf het hotel in Denpasar. De prullenbakken zijn een soort urnen.
...

Pemuteran (Bali). Dag 10, 20 juli. Hari jumat.

En daar ben ik weer. Er is een hoop te melden, te veel eigenlijk, en het begint me nu al in rap tempo te ontschieten. Ik zal proberen systematisch alles mee te krijgen, en ik ga van klein naar groot. Ik begin bij dit hotel, dan de dag tot zover, en dan een korte beschrijving van de Bali-ervaring. Hete nasi, zeelucht, semi-spiritueel en papaya's in de voortuin.

We zitten in een Kubuku Eco-lodge. Het is een onderdeel van een soort klein bungalow-parkje dat vormgegeven is als een tuin. Het is niet ver van het strand en af en toe denk ik zelfs dat ik de zee kan horen (het is eigenlijk het geruis van de bomen, maar goed). De frisse bries hier geeft wel aan dat het water niet ver meer is, en onderweg hebben we het al eens gezien. Eén van ons kreeg een Anabasis-shock en begon al opgewonden 'de zee, de zee!' te roepen. Het is hier een van onze sjiekere onderkomens van de vakantie, en dat is wel te zien, vind ik. Te beginnen met het personeel. Ze zijn beleefd, zien er keurig uit, spreken goed Engels (de woordvoerders tenminste) en brachten ons een welkomstdrankje bij aankomst. Onze gastheer, een jonge Balinees die zich voorstelde als Katut, meende in mij een boeddhist te herkennen nadat ik een ogenblik oog in oog met een boeddhabeeld in het voorhof was gaan zitten. Hij gaf me een tik op mijn achterste toen hij het huisje verliet en ik heb geen idee wat ik daarvan moet denken. 
De bedden zijn groot en lijken me uitstekend zacht, en hoewel ze op zijn Indonesisch iets te kort voor me zijn lijkt het erop dat ik gewoon schuin kan gaan liggen. We hebben een betegelde veranda waar ik tegen de muur ben gaan zitten met de laptop op schoot, waar we ook op een bankje aan onze drankjes kunnen zitten. De veranda kijkt uit op de tropische tuin met een papaya-boom recht voor de deur. Overal klinkt klaterend water van de tuinmannen, kraaiende hanen in de verte, en ik weet niet waar het naar ruikt maar het is goed. Ik kan na een etmaal ongemak goed ademen totdat ik licht word in mijn hoofd van de zuurstof. Straks even mediteren in de tuin om mijn reputatie hier goed te vestigen. De 'badkamer' is een omheind pleintje achter het huisje, wel privé maar in de open lucht. Daar kan men douchen op de stenen (in een yin-yang patroon aangelegd) of in een hele serene sfeer zijn behoefte doen - ahem.
Bijgesloten is de mogelijkheid duiklessen te nemen, waarvan ik me afvraag of het aan mij besteed is op het moment. In ieder geval is het hier een uitstekende gelegenheid om te snorkelen, een kunst waarvan ik zeker ben dat ik hem nog in mijn pakket heb. Geen hoge golven voor de surf-fanatici, maar ik ben eerlijk gezegd meer uit op rust dan op het ware avontuur. Een aantal van ons gaat naar het restaurant om de dagen te bespreken en natuurlijk even een late lunch te nuttigen (mijn laptop staat nog op Nederlandse tijd en geeft 7.51 weer, maar hier op Bali is het zes uur later) maar ik heb geen trek en blijf op de stenen zitten met mijn verslag. Aan de ene kant is er overal geluid, inmiddels zelfs muziek in de verte, maar omdat er niemand (tegen me) aan het praten is lijkt het toch stil. Stil en rustig als het zwembad in Crystalit - water dat niet wordt verstoord. 
Oh, en ik krijg net te horen dat we hier 'een sick zwembad' hebben. Is dat even mooi.

Mijn laatste geschreven aantekeningen van gisteravond zijn op het vliegveld van Yogya, dus ik pak het op vanaf de aankomst in Denpasar. We kwamen om een uur of elf, Bali-tijd, aan. De bagage (waarschijnlijk omdat het allemaal zo kleinschalig is) ging erg snel, maar de beloofde shuttle vanaf het hotel kon niet komen omdat de chauffeur ziek was. We kregen een taxi te pakken en merkten meteen al dat het prijspeil op Bali ietsje-pietsje hoger ligt dan op Java. Het verschil is waarschijnlijk gelegen in de verhouding tussen behoeftige toeristen en normale mensen. We werden naar hotel Yani gebracht, waar we bar weinig van gezien hebben omdat we er laat op de avond aankwamen en razendsnel weer weg waren. Zelfs de kamer heb ik niet bijzonder veel van meegemaakt omdat ik zo snel mogelijk ben gaan maffen. Niet dat ik nou bijzonder moe was, maar ik had na Eco even geen zin meer om te lezen en ik kon ook al niet aan internet komen. De mogelijke activiteiten op een avond zijn voor mij dan al snel op. Het was een hartstikke degelijk hotel, daar niet van, erg open en helder en het ontbijt beviel prima. Mijn vermogen om het te waarderen werd gewoon getemperd. Ik kon mijn tas ook eigenlijk niet uitpakken en één van de eerste dingen die ik hoorde vanochtend was hoe lang het duurde voordat de taxi er was. Niet de beste omstandigheden. 
Eerst was het plan om een taxi naar de bushalte te nemen en daarmee naar het noorden te reizen. Oh, ter uitleg: Bali is klein. Vergeleken met Java, wat gigantisch is en waar het twee dagen kostte om niet eens de halve lengte af te leggen, is Bali een soort uit de kluiten gewassen Texel, en men schijnt de hele kust in een dag af te kunnen rijden. We vertrokken ook vroeg om nog uitgebreid tijd in Pemuteran te hebben. Toen de taxi er was werd het plan in de onderhandeling over de prijs omgegooid en zei de man toe ons gewoon gelijk naar Permuteran te vervoeren. Goed, zo gezegd zo gedaan. We hadden weer eens een privé-chauffeur. Ditmaal was het geen Javaanse wegpiraat met slaapgebrek maar een vriendelijke en verdraagzame automobilist met een typisch tropisch gebrek aan urgentie. We werden een paar keer ingehaald, wat weer een hele nieuwe ervaring is. De stops waren ook niet omdat we vonden dat hij per se rust nodig had, maar omdat men even wat wilde bezichtigen. Veel beter.
We zijn drie keer gestopt op onze tocht over de centrale bergrug. De derde keer stopten we om even van stoelen te veranderen omdat iemand niet lekker zat, dus die telt niet echt. De tweede was omdat we een aapje aan de kant van de weg zagen, en toen een paar aapjes - en later een hele meute, maar toen hadden we al foto's. De beesten zitten hier in grote getale aan de kant van de weg (ik zou ze bijna vergelijken met de zwervers in Jakarta, maar het zou verkeerd van me zijn als ik Javanen een stel apen noemde en zo) en de toeristen vonden het maar geweldig. Deze aapjes waren kleine grijze beestjes met een soort snorren en hele intelligente oogjes. Een paar waren met elkaar aan het vechten in de stoffige berm, een andere enorme club zat op de muren van een wegschrijn. Bali beschermt haar natuur goed en we zijn onderweg (in tegenstelling tot hoe het op Java eraan toeging) langs stukken oerwoud gekomen en hier in de buurt zit ook een goed stuk jungle waar men rond kan wandelen. Ook schijnt men hier dolfijnen te kunnen ontmoeten, maar ik heb een diepgewortelde angst voor de wezens. (Nee, ik heb geen diepgewortelde angst voor de wezens, dat zeg ik alleen maar.)
De eerste stop echter vond ik het interessantst. Daar kwamen we in Mengwi, bij de oude koninklijke Hindoe-tempel die bekend staat als Taman Ayun (Mooie Tuin), een zeer toepasselijke naam. Zometeen meer over het onderwerp geloof. Het is spijtig dat we er niet meer tijd hadden, want ik had zo een paar uur tussen de tempels kunnen gaan zitten. Er was een toren, maar die was vergeven van de toeristen en die was ik bovenaan de trap al zat. Voor de rest, en dit vond ik fascinerend, is het complex bijzonder decentraal. Prembanan had nog een soort grootste zes met daarvan weer drie grotere en de centrale Shiva-tempel als belangrijkste, maar bij Taman Ayun kon ik niet zeggen waar het middelpunt was. Het was werkelijk een tuin met hier en daar een stuk steen met decoratief afdakje (uitstekend houtsnijwerk, overal), of een stel altaren onder meertrappige afdekking van stro, en daar weer een riviertje en hier een boom waarvan de geest geëerd wordt. Ik ben gewend een mihrab of centraal altaar of heiligdom aan te treffen - iets dat de ruimte ordent in een sorterend algoritme der heiligheid, maar in Mengwi was de heiligheid overal. Het was een vorm van immanente goddelijkheid die ik precies bij mijn beeld van het halve animisme vind passen. De plek ademde spiritualiteit, in het gras en de stenen, in plaats van de transcendentale en sacrale heiligheid van de grote monotheïsten zoals ik het gewend ben. Ik kan nu volkomen de plank misslaan en daar ben ik op beducht, maar volgens mij was dat een plek waar de goden nog op aarde zijn en niet in de hemel. 
En we hebben onderweg een paar grote bergmeren gezien waar ook weer foto's van werden gemaakt.

Bali. Het is een andere wereld. Ik chargeer, het is nog steeds Indonesië en het klimaat is tot dusver vrijwel identiek dus dat valt ook weer reuze mee. Veranderingen zijn er echter wel. We zijn nu in toeristenland beland. In Yogya was het klimaat al wat westerser en waren er wat meer bezoekers, en was het één groot resort vergeleken met de waanzin van Jakarta, maar Bali leeft van het toerisme en het leeft er goed van. Dat is waarom ze iets happiger zijn op het beschermen van de natuur, dat is ook waar mensen voor komen. Dat en cultuur, want Bali heeft een bloeiende kunsttraditie, vooral in Ubud waar we als ik me niet vergis ook nog terecht komen. De kolonisator (wij) liet Bali ook links liggen toen hij met het echte werk in Indonesië begon omstreeks de negentiende eeuw omdat hij vond dat er te weinig te halen viel. Er zijn hier ook sawa's, maar tenminste is er geen sprake van een eindeloze bebouwing en 'eindeloos veel asbestwoningen' om maar even iemand aan te halen. Omaatjes brengen meutes kinderen in schooluniform langs de wegen, oh zo aandoenlijk.
De echt grote stap is religie. Ik dacht net dat ik weer een muezzim hoorde schallen in de verte toen ik in de achtertuin op de wc zat maar het bleek alleen maar een bromvlieg te zijn. Het schijnt dat 95% van de Balinezen hindoe is. Ik heb wel een paar islamitische gebouwtjes gezien op weg naar de Kubuku-lodge, maar het haalt het niet vergeleken met de drukte van musholla's, mashids en moskeeën die een groot deel van Java onbegaanbaar maken voor mensen met schoenen aan. En op zijn beurt valt de verzameling islamitische architectuur op Java weer in het niet vergeleken met de tempel-waanzin op Bali. Lieve goedheid. De tempels staan niet op een steenworp afstand, nee, je kunt naar de volgende spugen. Zou ik overigens niet doen. Iedere voortuin, iedere bocht in de weg heeft een schrijn staan, en er zijn ook nog eens winkels voor die stenen torentjes om de kilometer en tempels die op hun beurt weer vol staan met altaren. Overal zijn verse offers: gevouwen bladeren met bloemblaadjes en wierrook, zowel op de altaren voor de goede geesten als op de grond voor de demonen. Vrijwel alle altaren zijn versierd met doeken of leuke parasolletjes, met een enige uitzondering daar gelaten allemaal in helder geel of zwart-wit geblokt. Dit is volgens mij een praktijk vergelijkbaar met het wassen van de mond van de godenbeelden bij de Mesopotamiërs, maar met dat verhaal zal ik u alleen op verzoek gaan vervelen. 
De grote rol van religie draagt bij aan een enorme bedrijvigheid betreft kunst. Het stikt van de beelden van monsters en god-held-dingen, waaronder twee joekels van prachtige standbeeldpartijen vlakbij vliegveld Denpasar. Alle schrijnen en tempels zijn ook druk versierd, met dezelfde opulente stijl die ik in Prembanan gezien heb. Onderweg passeerden we regelmatig door grote stenen poorten waarvan ik de functie, behalve de decoratieve, niet thuis kan brengen. Alleen de echt armzalige golfplaten huisjes daar gelaten lijken de Balinezen alles wat ze bezitten tot in den extreme op te fleuren tot ik er draaiierig van word. Ik ben in Italiaanse dorpjes geweest en de kerkenstad Rome, maar Balinezen hebben meer schrijnen en heiligdommen dan ik ooit bij elkaar heb gezien. Zouden ze hier cultuursubsidie hebben?

Bijna vergeten! Fijne Ramadan allemaal! Hier op Bali zijn we precies op tijd de dans ontsprongen en eet men gewoon vrolijk door, mag ik aannemen, maar een groot deel van Indonesië mag aan de ascese. Ik sprak er een becak-bestuurder over. Hij legde me uit: "No food, no drink, no smoke, no women..."
"Must be very hard, no women," zei ik meelevend.
"Oh yes, very hard."